De verschijningen van Onze Lieve Vrouw in Lourdes

1858, Lourdes, Frankrijk

Sint Bernadette Soubirous werd geboren in Lourdes op 7 januari 1844. Als oudste van zes kinderen was ze de dochter van een arme molenaar, opgevoed in een oude, donkere en vochtige molen, een ongebruikte gevangenis, waar ze waarschijnlijk de astma-aandoening opliep die haar hele leven plachtte.

Zes dagen voor haar veertiende verjaardag, terwijl ze hout verzamelde in het bos, had Bernadette voor het eerst de visie die zich nog 17 keer zou herhalen over de volgende zes maanden: Een vrouwelijke figuur van grote schoonheid verscheen aan haar in een schitterende gouden wolk in de grot Massabielle, enkele meters verwijderd van het huis van haar ouders...

Eerste Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Donderdag 11 februari 1858

Om half een over twaalf op een koude Februari-dag daalde Maria, de Moeder Gods, van de hemel neer om onze kleine herdersin te ontmoeten in een eenzaam grotje. De ontmoeting was geheel onverwacht. Wie kon het volgende taferel beter beschrijven dan Bernadette zelf...

“De donderdag voor Aswoensdag was het koud en de weersomstandigheden waren dreigend. Na ons middageten zei onze moeder dat er geen hout meer in huis was en zij was erg geërgerd. Mijn zus Toinette en ik, om haar te bevredigen, boden aan om droge takken op te rapen langs de rivier. Onze moeder zei nee, omdat het slecht weer was en we mogelijk in gevaar konden komen van het Gave te vallen. Jeanne Abadie, onze buurvrouw en vriendin, die haar broertje bewaakte in ons huis en met ons wilde meegaan, nam haar broer terug naar zijn huis en keerde de volgende ogenblik terug om ons te vertellen dat ze toestemming had mee te gaan. Onze moeder aarzelde nog steeds, maar ziende dat er drie van ons waren, liet zij ons gaan. We namen eerst eens de weg die leidt naar het kerkhof, langs waar soms houtspaanders kunnen worden gevonden. Die dag vonden we er niets. We kwamen af langs de kant die dicht bij de Gave ligt en toen we aan de Pont Vieux aankwamen, dachten we of het beter was om boven- of benedenstrooms te gaan. We besloten om naar beneden te gaan en namen de bosweg waar we in Merlasse aankwamen. Vervolgens gingen we door het veld van heer De la Fittes, bij de molen van Savy.

“Zodra we aan het einde van dit veld waren, bijna tegenover de grot Massabieille, werden we gestopt door het kanaal van de molen die we net gepasseerd hadden. De stroom van dit kanaal was niet sterk want de molen werkte niet, maar het water was koud en ik voor mijn deel had angst om erin te gaan. Jeanne Abadie en mijn zus, minder bang dan ik, namen hun sabots in handen en overstaken de beek. Echter, toen ze aan de andere kant waren, roepen zij dat het koud is en bukten zich neer om hun voeten warm te wrijven. Al dit versterkte mijn angst en ik dacht dat als ik in het water ging, ik een astma-aanval zou krijgen. Dus vroeg ik Jeanne, die groter en sterker was dan ik, of ze me op haar schouders kon nemen. ‘Ik denk er niet aan!’ antwoordde zij – ‘Als je niet komt, blijf waar je bent!’.

“Nadat de anderen enkele stukken hout onder de grot hadden opgepikt, verdwenen ze langs de Gave. Toen ik alleen was, gooide ik enkele stenen in het water om een steun te krijgen, maar het had geen nut. Ik moest me dan besluiten mijn sabots uit te doen en het kanaal over te steken zoals Jeanne en mijn zuster hadden gedaan.”

“Ik was net begonnen aan het uittrekken van mijn eerste kousen toen ik plotseling een groot geluid hoorde, alsof er een storm opkomt. Ik keek naar rechts en links, onder de bomen langs de rivier, maar niets beweegde; ik dacht dat ik me verkeerd had. Ik ging door met mijn schoenen en kousen uittrekken toen ik opnieuw hetzelfde geluid hoorde. Toen werd ik bang en stond rechtop. Ik verloor alle spraakvermogen en denkvermogen, want toen ik mijn hoofd naar de grot omdraaide, zag ik bij een van de openingen in de rots één struik – alleen die ene – bewegen alsof het erg windig was. Bijna tegelijkertijd kwam er uit het binnenste van de grot een gouden wolk tevoorschijn en kort daarna verscheen een Dame, jong en mooi, buitengewoon mooi, zoals ik nog nooit eerder had gezien, die zich bij de ingang van de opening boven de rozenstruik plaatste. Ze keek mij direct aan, glimlachte naar me en gaf me teken om dichterbij te komen, alsof Zij mijn Moeder was geweest. Alle angst was uit me verdwenen, maar ik leek niet meer te weten waar ik was. Ik rieb mijn ogen, sloot ze, opende ze weer; maar de Dame stond nog steeds daar en bleef naar me glimlachen en liet me begrijpen dat ik me niet verkeerd had. Zonder na te denken over wat ik deed nam ik mijn rozenkrans in mijn handen en knielde neer. De Dame maakte met Haar hoofd een goedgekeurd gebaar en nam zelf de rozenkrans die aan Haar rechterarm hing, tussen Haar vingers. Toen ik probeerde om de rozenkrans te beginnen en mijn hand naar mijn voorhoofd wilde tillen, bleef mijn arm verlamd, en het was pas nadat de Dame Zichzelf had overtekend dat ik hetzelfde kon doen. De Dame liet me alleen bidden; Ze liep door de kralen van Haar rozenkrans maar zei niets; alleen aan het einde van elke decade zeide Zij met mij het Gloria.”

“Toen de opzegging van de rozenkrans was afgelopen, keerde de Dame terug naar binnen in de rots en verdween de gouden wolk samen met Haar”. Toen men haar vroeg om de Dame uit haar visioen te beschrijven, zei Bernadette “Ze heeft het uiterlijk van een meisje van zestien of zeventien jaar. Ze is gekleed in een wit gewaad, gegordeld aan de taille met een blauwe sjaal die langs Haar hele gewaad vloeit. Op Haar hoofd draagt Ze een sluier die eveneens wit is; deze sluier laat net iets van Haar haar zien en valt dan achterover tot onder Haar taille. Haar voeten zijn bloot maar bedekt door de laatste plooien van Haar gewaad, behalve op het punt waar een gele roos schittert op elk van hen. Ze houdt aan Haar rechterarm een rozenkrans met witte kralen en een gouden ketting die glinstert zoals de twee rozen op Haar voeten.”

Bernadette ging dan verder met haar verhaal –

“Zodra de Dame was verdwenen, keerden Jeanne Abadie en mijn zuster terug naar de Grotto en vonden me op mijn knieën op dezelfde plek waar ze mij hadden achtergelaten. Ze lachten om me heen, noemden me een idioot en vroegen of ik met hen mee zou gaan of niet. Nu had ik geen moeite meer om in het stroompje te gaan en voelde ik het water zo warm als het water dat gebruikt wordt voor het wassen van borden en gerechten.”

‘Je had geen reden om zoveel ophef te maken’ zei ik tegen Jeanne en mijn zuster Marie, terwijl ik mijn voeten droogde; ‘het water in het kanaal is niet zo koud als jullie me laten geloven’. Ze antwoordden: ‘Jij hebt geluk dat je het niet zo ervaart – wij vonden het erg koud’.”

“Ik vroeg Jeanne en Marie of ze iets opgemerkt hadden bij de Grotte – ‘Nee’, antwoordden zij. ‘Waarom vraag je ons dat?’. ‘Oh, niets’ antwoordde ik onverschillig. Maar voordat we het huis bereikten, vertelde ik mijn zuster Marie over de buitengewone dingen die me bij de Grotte waren overkomen en vroeg haar om het geheim te houden.

“De hele dag bleef het beeld van de Dame in mijn geest hangen. ’s Avonds, tijdens het gezinsgebed, was ik bekommerd en begon ik te huilen. Mijn moeder vroeg wat er aan de hand was. Marie haastte zich om voor mij te antwoorden en ik moest het verhaal geven van het wonder dat me die dag was overkomen.

‘Dit zijn illusies’ antwoordde mijn moeder – ‘Je moet deze gedachten uit je hoofd jagen en vooral niet teruggaan naar Massabieille’.

“We gingen naar bed, maar ik kon niet slapen. Het gezicht van de Dame, zo goed en genadig, keerde onophoudelijk in mijn herinnering terug en het was nutteloos om me te herinneren wat mijn moeder tegen mij had gezegd; ik kon niet geloven dat ik bedrogen was.”

Sint Bernadette Soubirous in 1858

Tweede Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Zondag, 14 februari 1858

Van die dag af kon het kleine Bernadette aan niets anders denken dan de mooie Dame die ze had gezien. Haar normaal vrolijke aard was ernstig en serieus geworden.

Louise bleef haar dochter vertellen dat ze zich moest verkeerd hebben – Bernadette betwistte het niet, maar ze kon niet geloven dat ze slachtoffer was van een illusie. Zelfs de waarschuwing van haar moeder dat dit misschien een list van de duivel was leek onmogelijk – hoe kon Satan een rozenkrans dragen en het Gloria bidden?

Op vrijdag en zaterdag liet Bernadette weten dat ze terug wilde naar Massabieille – haar moeder negeerde haar smeken. Op zondag hoorde Bernadette binnenin haar ziel een oproep, die haar opnieuw uitnodigde tot een ontmoeting met de mooie Dame van de rots.

Ze vertelde Marie hierover, die het weer aan Madame Soubirous doorgeeft, die wederom toestemming weigerde. Jeanne Abadie nam vervolgens Bernadettes zaak op zich. Uiteindelijk gaf Louise toe en gaf toestemming – als dit een illusie was, zou het zichzelf bewijzen.

Bernadette had aan niemand buiten de familie verteld wat er donderdag was gebeurd. Marie daarentegen was minder voorzichtig geweest. Verschillende van de plaatselijke meisjes wisten het geheim. Deze meisjes werden vervolgens door Marie opgeroepen om naar Massabieille te komen.

Bernadette bewaffende zich met een klein flesje heilig water en vertrok naar de Grotte. Zodra ze bij de grot aankwam, knielde ze tegenover de niche neer en begon ze te bidden. Bijna onmiddellijk roepte ze uit – “Daar is Ze! Daar is Ze!”

Een van de meisjes die aanwezig waren, vroeg Bernadette om heilig water op de Dame te gooien, voor het geval dat dit echt de duivel was. Bernadette deed zoals gevraagd. “Ze is niet boos”, vertelde ze, “Tegenovergesteld, Ze keurt het goed met Haar hoofd en lacht ons allemaal toe”. De meisjes knielden rond hun kleine begeleidster heen en begonnen te bidden.

Bernadette viel vervolgens in extase; haar gezicht volledig veranderd en stralend van geluk. Haar uitdrukking was onbeschrijfelijk.

Just then a stone fell from the top of the Grotto, causing alarm among the girls. It was Jeanne – having been left behind, this was her revenge. Bernadette showed no reaction. The girls called to her, but she was unaware of their presence, her eyes remaining fixed on the niche. Thinking she was dead, the other girls began to cry out; their cries were heard by two of the Nicolau women from the Savy mill, who ran to the Grotto; seeing the ecstatic Bernadette, they called to her, attempted to move her, covered her eyes – all to no avail. Madame Nicolau then ran to get her son, Antoine, a young man of twenty eight years. Believing this to be some kind of joke, he came to the Grotto and could not believe the sight he found there.

Hij zei later – “Nooit had ik een wonderbaarders gezicht gezien. Het was nutteloos voor mij om met mezelf te redeneren – Ik voelde dat ik niet waardig was de kind aan te raken”.

Aangedreven door zijn moeder, trok Antoine Bernadette zachtjes weg van de Grotto en leidde haar naar de Savy molen. De hele tijd daarheen bleven Bernadettes ogen vastgelegd een beetje voor en boven zichzelf. Het was pas bij aankomst aan de molen dat ze weer terugkeerde op aarde, waarbij haar extatische uitdrukking geleidelijk verdween en haar gezicht opnieuw dat van het eenvoudige meisje werd.

De Nicolaus vroegen Bernadette wat zij had gezien en zij vertelde wat er in de Grotto was gebeurd; weer had ze het Rozenkrans gebeden, begeleid door de Dame, die haar lippen alleen bij elk Gloria beweegde, en die opnieuw verdween na afloop van de gebeden.

Louise Soubirous was nu naar de Savy molen geroepen. Ze huilde, denkend dat haar kleine kind dood was. Ze werd boos om Bernadette zittend te vinden die haar verhaal vertelde; “Dus, je wilt ons een spotprent maken! Ik zal het jou geven met je hypocrietische manieren en grappen over de Dame!”

Ze werd tegengehouden door Madame Nicolau, die roepte – “Wat doe je? Wat heeft je kind gedaan om zo behandeld te worden? Het is een engel, en een engel uit de hemel dat je in haar hebt – hoor jij me? Ik zal nooit, nooit vergeten wat ze was in de Grotto!”

Madame Soubirous barstte opnieuw in tranen uit, uitgeput door emotie en frustratie. Ze leidde vervolgens het jongemeisje naar huis. Onderweg keek Bernadette af en toe achterom.

Derde Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Donderdag, 18 februari 1858

De meisjes die aanwezig waren keerden terug naar Lourdes en begonnen het buitengewoon gezicht te beschrijven dat ze hadden gezien. Weinigen geloofden hen. Maar niet iedereen lachtte. Antoinette Peyret was een leidende figuur bij de Kinderen van Maria, in Lourdes. Verzucht om meer te weten over wat er gebeurde, vond zij allerlei excuses voor het bezoeken van de Soubirous familie. Elke keer zou ze het kleine meisje vragen over wat ze had gezien. De antwoorden veranderden nooit. Bij het horen hoe Bernadette de mooie Dame beschreef, werd Antoinette tot tranen geroerd; zij geloofde dat dit haar vriendin Elisa Latapie was, die voorhaar onverwachte dood enkele maanden eerder de president van de Kinderen van Maria was geweest.

Begleid door haar vriendin Madame Millet arriveerde Antoinette op tijd bij de Cachot om Bernadette te horen smachten aan haar moeder dat ze nog een keer naar de Grotto mocht terugkeren. Louise was streng in haar antwoorden aan Bernadette. Dit leek het perfecte moment voor het duo om toestemming te vragen om het kind mee naar de Grotto te nemen, waar ze beloofden ervoor te zorgen dat er geen kwaad zou overkomen. Na veel nadenken en vele tranen vergunningde Louise hun verzoek.

De volgende ochtend, voordat de dageraad begon het hemelruim te verlichten, bezochten de twee dames de Cachot. Na Bernadette op te halen vertrokken de drie naar de kerk om de Mis bij te wonen. Hierna trokken ze verder richting de Grotto. Madame Millet had een gezegende kaars meegenomen die zij gebruikte voor speciale feestdagen. Antoinette Peyet nam pen en papier mee, hopend dat de mysterieuze Dame berichten zou schrijven voor hen. Bij aankomst bij de Grotto liep Bernadette ervooruit. Toen de twee oudere dames haar inhaalden knielde ze al op haar knieën in gebed met een rozenkrans in haar hand. De kaars werd aangestoken en de twee vrouwen knielden ook neer. Na enkele minuten riep Bernadette uit “Ze komt! Hier is Ze!”. De twee vrouwen zagen niets, maar Bernadette was gefascineerd door het gezicht dat ze zag. Bernadette was blij en glimlachend, soms buigde zij haar hoofd. Echter gaf zij geen teken van extase op deze gelegenheid. Aangezien de Dame op het punt stond om te spreken, was het belangrijk dat het kind volledig in bezit bleef van haar vermogens. Na afloop van de rozenkrans reikte Antoinette Bernadette pen en papier.

“Vraag aub de Dame of Ze iets heeft wat Ze ons wil vertellen en als dat zo is, of Ze het dan zoveel mocht zijn om het op te schrijven”.

Toen het kind naar de opening toe ging, bewoog ook de twee dames zich voorwaarts; zonder terug te kijken gaf Bernadette hen een teken om waar ze waren te blijven. Op haar tenen staand hield zij pen en papier opgestoken. Ze leek woorden die aan haar gericht werden te luisteren, dan liet zij haar armen zakken, maakte een diepe buiging en keerde terug naar de plaats vanwaar ze was gekomen. Antoinette vroeg wat de Dame had geantwoord. “Toen ik pen en papier voor Haar opstak begon Ze te glimlachen. Dan zonder boos te worden zei Zij ‘Er is geen noodzaak dat Ik schrijf neer wat Ik je wil zeggen’. Daarna leek het alsof Ze even nadenkte en voegde Hij toe ‘Zou jij zo vriendelijk zijn om hier elke dag voor vijftien dagen te komen?’

“Wat hebt je geantwoord?” vroeg Madame Millet.

“Ik antwoorde ‘Ja'” zei het kind in alle eenvoudigheid. Toen werd Bernadette gevraagd waarom dit verzoek was gedaan, antwoordde zij: “Ik weet het niet – Ze vertelde me dat niet”. Madame Millet vroeg Bernadette waarom ze had getekend om bij hen te blijven staan. Het kind zei dat dit in gehoorzaamheid aan de Dame was gebeurd. Iets bekommerd vroeg Madame Millet Bernadette of hun aanwezigheid voor de Dame aangenamer was. Bernadette richtte haar ogen op naar het nisje, keerde zich dan om en zei – “De Dame antwoordt, ‘Nee, haar aanwezigheid is mij niet onaangenaam’ “.

Wederom begonnen de drie te bidden. Bernadettes gebeden werden vaak onderbroken – het leek alsof ze een gesprek voerde met de onzichtbare Dame. Aan het einde van de visie vroeg Antoinette Bernadette of de Dame haar nog iets anders had verteld. Bernadette antwoordde –

“Ja. Ze zei tegen mij, ‘Ik beloof je niet gelukkig te maken in deze wereld, maar wel in de volgende’.”

“Nu de Dame toestemt om met jou te praten,” vroeg Antoinette, “waarom vraag je haar dan niet naar haar naam?” Bernadette antwoordde dat ze dit al had gedaan. Toen gevraagd werd wat haar naam was, antwoordde het meisje – “Ik weet het niet. Ze boog haar hoofd met een glimlach, maar zij gaf geen antwoord.”

Vierde Verschijning van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes

Vrijdag 19 februari 1858

Toen Bernadette vertelde wat er was gebeurd, waren haar ouders bekommerd – niet het minst door het vreemde belofte dat de mysterieuze Dame had gedaan. Tot nu toe dachten ze dat dit slechts het product van een kinderlijke verbeelding was… Maar nu had de Dame gesproken – en welke woorden! Als deze echt een Dame was, wie kon zij dan zijn? Ze dachten eraan dat de beschrijving van het kind overeenkwam met die van de Koningin des Hemels. Zij schrapten dit direct af als mogelijkheid; Bernadette was niet waardig voor zo'n genade. En de Moeder Gods zou zeker niet verschijnen op een zo nederige plaats als de Grotte van Massabieille. Was het misschien een ziel uit het vagevuur? Of – het meest angstaanjagend van alles – was het de duivel? Waarom gaf zij geen naam? Wat betekende dit?

Ze zochten de raad van de wijze Tante Bernarde. “Als het verschijnsel een hemelse aard heeft,” zei Bernarde, “dan hebben we niets te vrezen. Als het een list van de duivel is, dan is het onmogelijk dat de Maagd zou toestaan dat een kind die haar met zo'n onschuldige hart vertrouwt wordt bedrogen. Bovendien hebben wij zelf fout gedaan door niet naar Massabieille te gaan met haar om te zien wat er echt gebeurt daar. Dit moeten we doen voordat we iets anders doen en dan zullen we in staat zijn een mening te vormen op basis van de feiten zelf en beslissen over een toekomstig handelsbeleid.”

En zo werd Bernadette de volgende ochtend begeleid naar de Grotte door zowel haar ouders als door haar tante, weer het huis verlatend voor dageraad. Ondanks de maatregelen die ze namen om onopgemerkt te blijven, zagen enkele buren het kleine groepje – en begonnen hen te volgen. Acht mensen kwamen aan in de Grotte samen met de Soubirous.

Verschijningsscène

Bernadette knielde en begon haar rozenkrans. Iedereen die aanwezig was, merkte op hoe indrukwekkend dit werd gedaan. Enkele ogenblikken later was haar eenvoudig gezicht veranderd en verlicht; ze behoorde niet meer tot de wereld. Louise had al gehoord over Bernadette’s verandering in het bijzijn van de Dame – maar nog steeds vond zij de verandering moeilijk te geloven. De extase duurde dertig minuten, waarna Bernadette haar ogen wreef en eruitzag alsof ze uit een slaap wakker werd. Ze bleef blij na afloop van het verschijning.

Op de terugweg zei Bernadette dat de Dame haar tevredenheid had uitgedrukt over het kind’s trouw aan haar belofte om naar de Grotte terug te keren; zij zei ook dat zij later geheimen zou openbaren aan het kind. Bernadette vertelde ook dat tijdens het verschijning, ze luide, ruzieende stemmen had gehoord, die leken op te stijgen uit de rivier en haar aanzetten om te vluchten. De Dame hoorde ook het gedruis; zij had slechts haar ogen opgeheven in de richting van de stemmen, waarna deze met angst werden gegrepen en begonnen te verdwijnen, uiteindelijk helemaal weg te smelten. Niemand besteedde veel aandacht aan dit incidentele detail op dat moment – pas veel later dachten ze eraan wat Bernadette hen die ochtend had verteld.

Vijfde Verschijning van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes

Zaterdag 20 februari 1858

Nu wist het hele stadje Lourdes wat er zou zijn gebeurd bij de grot van Massabieille; slechts een paar mensen hadden echter Bernadette in extase gezien voor het verschijning in de niche. Bij de ochtend van de vijfde verschijning telden de aanwezigen enkele honderden, terwijl daarvoor slechts een tiental aanwezig was geweest. Begeleid door haar moeder Louise naderde Bernadette de grot om half zeven 's morgens. Ze lette niet op de menigte die zich had verzameld om te getuige te zijn van wat er zou gebeuren. Zij knielde op het kleine rotsblok dat haar als prie-dieu diende, dat haar gewone plaats was geworden en dat altijd voor haar vrijgehouden werd, ongeacht hoeveel mensen aanwezig waren. Ze begon met haar rozentijd.

Enkele seconden later begon de extase. “Ik moet gek zijn want ik herken mijn eigen dochter niet meer!”, zo was het genade en charme van elke beweging van Bernadette.

De menigte streefde ernaar om een glimp te krijgen van het kleine visionair meisje. Zij verplaatsten hun blikken van de jonge vrouw naar de niche die zo haar aandacht boeide. Zij konden echter niets zien dan het mos aan de basis van de niche en de lange, hangende rozenstruik. Nadat de verschijning was gestopt, vroeg Louise Bernadette wat er tijdens de extase gebeurd was. Bernadette zei dat de Dame haar zeer vriendelijk een gebed had geleerd voor persoonlijk gebruik; Zij had dit woord voor woord geleerd totdat Bernadette het helemaal onthouden had. Toen men van haar verzocht om het gebed te herhalen, zei het meisje dat zij zich niet vrij voelde om dit te doen, aangezien het gebed door de Dame was samengesteld met de persoonlijke behoefte van de ziende in gedachten. Zij leek iets verlegen toen zij dit vertelde. Tot aan haar sterfdag heeft Bernadette nooit dit persoonlijk gebed aan iemand anders verteld, hoewel ze bevestigde dat ze het elke enkele dag zonder uitzondering bad.

Zesde Verschijning van Onze Lieve Vrouw van Lourdes

Zondag 21 februari 1858

Op deze dag vond een aanwijzing plaats over het doel der verschijningen. Een koude wind waaide die ochtend, toen Bernadette bij de grot aankwam in gezelschap van haar moeder en tante. De menigte was groter dan tot nu toe. Opvallend afwezig waren de geestelijken. In Lourdes bestond een vereniging genaamd het Sint-Jansclubje. Hier kwamen de lokale vrijdenkers bijeen om over dagelijkse zaken te discussiëren, vaak conclusies trekkend over gebeurtenissen. Natürlich was één van deze kwesties de gebeurtenissen bij Massabieille. De leden van de club hadden al een conclusie getrokken over dit specifieke evenement; de gebeurtenissen waren niets meer dan het product van een neurotische verbeelding in een onstabiele tiener. Natürlich hadden deze mannen geen tijd of moeite genomen om de gebeurtenissen zelf te waarnemen. Deze situatie werd opgelost de volgende ochtend. Een lid van deze kring, Dr. Dozous, had besloten om een bezoek aan de grot te brengen.

Dr. Dozous was geen bijzonder religieuze man; in feite het tegenovergestelde. Hij was een wetenschapper die geloofde dat wetenschap alle antwoorden had. Waarom dan godsdienst nodig? Na de gebeurtenissen van die koude februari-ochtend veranderden zijn opvattingen iets; hij verdedigde de zaak van Bernadette en van de Onbevlekte Ontvangenis, en schreef boeken over de wonderen die hij later bij de grot tegenkwam. Hij stierf een goede dood op 15 maart 1884, op tachtig-vijf jaar oud. Hij zelf vertelt wat er die ochtend gebeurde.

“Zodra ze voor de grot stond, knielde Bernadette neer, haalde haar rozenkrans uit haar zak en begon te bidden. Haar gezicht onderging een perfecte transformatie, opgemerkt door iedereen die in haar nabijheid was, en toonde aan dat zij in communicatie was met het Verschijnen. Terwijl ze haar ketting aftelde met haar linkerhand, hield ze in haar rechterhand een aangestoken kaars die vaak werd geblazen uit door de sterke trekwind die langs de Gave waaide; maar elk keer gaf ze hem aan de persoon dichtst bij haar om opnieuw te laten aandoen.

“I volgde met grote aandacht alle bewegingen van Bernadette, en ik wilde weten wat de toestand was van de bloedomloop en de ademhaling op dat moment. Ik nam een van haar armen en plaatste mijn vingers op de radiale slagader; de pols was rustig en regelmatig, de ademhaling gemakkelijk, niets duidde op enige zenuwopwelling bij het meisje.” Bernadette stond na dat ik haar arm vrijgegeven had op en stapte een beetje naar de Grotto toe. Binnenkort zag ik haar gezicht, dat tot dan toe de meest perfecte vreugde had uitgedrukt, droevig worden; twee tranen vloeiden uit haar ogen en rolden over haar wangen. Deze verandering die in haar gezicht plaatsvond tijdens haar station verbaasde me. Ik vroeg haar, toen ze met bidden klaar was en het mysterieus Wezen verdwenen was, wat er binnenin haar gebeurd was gedurende deze lange station.”

Ze antwoordde: ‘De Dame, die voor een moment van mij wegkeek, richtte Haar blik ver af, boven mijn hoofd. Dan keek Ze weer naar beneden op me toe, want ik had Haar gevraagd wat Haar droefheid veroorzaakt had, en ze antwoordde – ‘Bid voor de zondaars’. Ik was erg snel gerustgesteld door de uitdrukking van goedheid en zoetigheid die ik terugkeerde zien op Haar gezicht, en onmiddellijk verdween Ze.’ “Bij het verlaten van deze plaats, waar haar emotie zo groot was geweest, trok Bernadette zich als altijd terug in de meest eenvoudige en bescheiden houding.”

De Dame verschijnt niet

Na de laatste Verschijning werd Bernadette ondervraagd door Meneer Jacomet, de Politiecommissaris; hij had een terugtrekking van het kind gezocht, gelovend dat ze leugende was over haar visioenen en een mysterieus Dame. Hij slaagde er niet in. Behalve een verslag van wat zij al bekend had gemaakt, gaf het meisje niets meer prijs. Jacomet probeerde Bernadette te laten tegenstrijdigheid plegen met zichzelf en haar verhaal – proberend de details van het verhaal door elkaar te halen en haar tot een fout te brengen. Hij slaagde er niet in. Uiteindelijk had hij gezocht naar een belofte dat zij nooit meer terug zou keren naar de Grotto. Op dit punt was het verhoor onderbroken door het aankomen van Francois Soubirous, Bernadette’s vader, en werd het gesprek abrupt beëindigd. Jacomet had op elk punt mislukt. Bernadette had haar eenvoudigheid, nederigheid, waarheidsgetrouwheid en zoete natuur behouden tijdens de hele tijd.”

Op maandag 22 februari 1858 bevalen de ouders van Soubirous Bernadette rechtstreeks naar school te gaan en niet in de buurt van de Grotte te komen; ze waren bang voor de Politiecommissaris. Het kind deed zoals haar was opgedragen. Tijdens het middageten keerde ze thuis terug voor een klein maaltje en om een boek op te halen. Ze verliet de Cachot, maar bij de weg naar het Hospice (geleid door de Zusters van Liefde van Nevers) werd ze tegengehouden. “Een onzichtbare barrière hield me tegen”, vertelde ze later. Ze kon niet verder langs de weg – ze kon alleen in de tegengestelde richting, naar de Grotte. Dan voelde ze weer de binnenste roep naar de Grotte en al haar aarzelingen verdwenen. Haar koers was vastgelegd. Deze scène werd getuigd door enkele van de lokale gendarmes, die in de buurt waren gestationeerd – ze konden niet begrijpen waarom Bernadette leek onvermogen om verder te gaan. Maar toen ze haar richting veranderen zagen, raadden ze waar ze heen ging. Via een andere weg namen twee van hen contact met haar op en vragenden waar ze naartoe was. Ze antwoordde simpelweg: “Ik ga naar de Grotte”. Ze zeiden niets meer, maar volgden haar stilzwijgend totdat ze haar bestemming bereikte. Een lokale vrouw genaamd Mademoiselle Estrade, had die dag een wandeling gemaakt en was gaan kijken bij de nu beroemde Grotte. Zij geeft het verslag van deze dagen gebeurtenissen, die zij zelf getuigd heeft: “Mijn begeleiders en ik merkten dat er veel mensen bijeen kwamen op een plek waar het pad bij de vesting aansluit op de bosweg. Ze kijken allemaal naar beneden langs de rivier en al snel werd door de groep een tevreden roep uitgestoten – ‘Daar is ze! Ze komt!’.

“Wij vragenden wie er op gewacht werd en zij vertelden ons dat het Bernadette was. Het kind kwam langs het pad; naast haar waren twee gendarmes en achter hen een menigte kinderen. Toen zag ik voor de eerste keer het gezicht van Maria’s kleine beschermeling. De ziende was kalm, serene en onopvallend. Ze ging voorbij ons alsof ze helemaal alleen was. “Mijn begeleiders en ik kwamen bij de Grotte aan. Bernadette knielde en de gendarmes stonden een beetje verder weg. Zij stoorden het kind niet tijdens haar gebed, dat lang duurde. Toen zij opstond, vragenden ze haar uit en ze vertelde hen dat ze niets had gezien. De menigte disperseerde en ook Bernadette ging weg.

“Wij hoorden dat de ziende was gegaan naar de Savy molen en wensend om haar te zien, gingen wij naar de molen om haar te vinden. Ze zat op een bankje en naast haar stond een vrouw; ik leerde dat deze vrouw de moeder was. Ik vragende de vrouw of ze het kind kende. Zij antwoordde: ‘Ach, Mademoiselle, ik ben haar ongelukkige moeder!’. Ik vragende waarom zij zichzelf noemde ongelukkig. ‘Als je maar wist, Mademoiselle, wat wij lijden! Sommigen lachen ons uit, anderen zeggen dat onze dochter gek is. Sommigen zeggen zelfs dat wij geld ontvangen voor dit!’”.

“Ik vragende haar zelfs wat zij van het meisje dacht en ze zei – ‘Ik verzeker u, Mademoiselle, dat mijn kind eerlijk is en onschuldig en niet in staat om mij te bedriegen. Daarvan ben ik zeker. Mensen zeggen dat ze gek is. Het is waar dat zij lijdt aan astma maar behalve daarvoor is zij niet ziek. Wij verboden haar terug naar de Grotte te gaan; bij alles andere ben ik er zeker van dat zij ons gehoorzaam zou zijn, maar in deze zaak – goed, je ziet hoe ze ontsnapt aan onze controle. Ze vertelde me net dat een onzichtbare barrière haar tegenhield om naar school te gaan en dat een onweerstaanbare kracht haar ondanks alles naar Massabieille sleurde.’ “

Zevende verschijning van Onze Lieve Vrouw van Lourdes

Dinsdag 23 februari 1858

Mademoiselle Estrade was vastbesloten dat haar broer, Jean Baptiste, ook zou zien wat er gebeurde bij Massabieille. Monsieur Estrade was een schrijver. Die avond tijdens het eten vertelde ze hem van haar wens om de kind in extase te bewonderen, maar zei dat het niet passend was voor een dame alleen over zo'n weg te lopen, zou hij dan vriendelijk genoeg zijn om haar te begeleiden? Hij antwoordde dat hij dat niet zou doen. Later die avond bracht Monsieur Estrade een bezoek aan zijn vriend, Abbe Peyramale, de parochiepriester. Tijdens hun gesprek kwam het onderwerp van Mademoiselle Estrades verzoek aan bod; de priester zei dat naar de Grotto gaan geen kwaad kon en dat hij er al was geweest als hij geen lid van het geestelijke zou zijn geweest. Monsieur Peyramale geloofde ook dat de visioenen niets anders waren dan de neurose van een onstabiel kind.

Lourdes Grotto in 1858

Dus de volgende ochtend vertrokken zowel Monsieur als Mademoiselle Estrade naar huis voor de Grotto. Hij vroeg zijn zus of ze haar opera-glazen had meegenomen. Ze kwamen aan bij de grot om zes uur 's morgens, net toen de dageraad begon het hemel te verlichten. Later schatte hij dat er al ongeveer tweehonderd mensen aanwezig waren, zelfs voordat Bernadette verscheen. Het kind verscheen een paar minuten later – binnenkort was ze in gebed voor de niche. Dicht bij haar stond Monsieur Estrade – hij had zich erg moeite gegeven om zo dicht mogelijk te komen, door zijn ellebogen te gebruiken om dit doel te bereiken. Zonder enige ongemak of zelfbewustzijn nam het kind de rozenkrans uit haar tas en tekende ze zichzelf op haar gewone diepgaande manier; Monsieur commenteerde later dat als het teken van het kruis in de hemel wordt gemaakt, het moet zijn zoals Bernadette het die ochtend deed. De hele tijd terwijl ze bad bleef ze omhoog kijken naar de niche, alsof iemand wachtte. Plotseling veranderde haar gehele uiterlijk weer en ze begon te glimlachen. Estrade zei dat zij "niet langer Bernadette was; ze was een van die bevoorrechte wezens, het gezicht al glorierijk met de gloed van de hemel, wie de apostel van de grote visioenen ons in extase heeft getoond voor de troon van het Lam". Alle twijfel verwijderd, namen de aanwezige mannen hun hoeden af en knielden neer. Ze hadden geen twijfel dat het kind daadwerkelijk een hemelse Dame zag in de holte van de rots.

Nu leek het kind te luisteren; ze leek ernstig en serieus en boog af en toe diep door. Op andere momenten leek ze vragen te stellen. Ze leek doorstroomd met vreugde wanneer de Dame haar antwoordde. Op punten werd het gesprek onderbroken en ging de rozenkrans verder, terwijl het jonge kind geen enkel ogenblik van haar blik afweek van het mooie gezicht dat ze zag. De visioen duurde een uur. Bij zijn einde bewoog Bernadette op haar knieën naar de rozentak en daar kuste ze de aarde. Het stralen van haar gezicht verdween langzaam, voordat zij opstond en vertrok in het gezelschap van haar moeder. Na afloop vroeg men Bernadette wat de Dame ditmaal had gezegd. Ze antwoordde dat de Dame haar drie geheimen had toevertrouwd, maar dat deze alleen voor zichzelf waren; ze zei ook dat zij niet was toegestaan om deze drie geheimen aan iemand te onthullen, zelfs niet aan haar biechtvader; gedurende vele jaren daarna probeerden mensen (waaronder priesters en bisschoppen) hun best om de ziende tot het prijsgeven van haar geheimen te bewegen. Maar Bernadette nam ze met zich naar het graf.

Achtste verschijning van Onze Lieve Vrouw

Woensdag 24 februari 1858

Nu namen de kranten aanzienlijk notitie van de gebeurtenissen bij de Grot. De plaatselijke krant, het Lavedan, toonde een bijzonder interesse; helaas waren haar verslagen zowat niet nauwkeurig noch gunstig. Het beloofde zijn lezers op de hoogte te houden over de “manie” rondom het “cataleptische” meisje dat beweerde “de Moeder der Engelen” gezien te hebben. De gebeurtenissen bij de Grot stonden op het punt een nieuwe wending te nemen. Tot nu toe waren de visioenen meer of minder persoonlijk van aard; het gebed geleerd door de Dame en de drie geheimen die Zij had onthuld, betroffen alleen Bernadette. Nu echter zou de universele aard der Verschijningen duidelijk worden. Er waren “vierhonderd tot vijfhonderd” mensen bij de Grot op die dag, zoals gerapporteerd aan de Politie-Luitenant door Agent Callet van de plaatselijke gendarmerie. Bij haar aankomst begon Bernadette met haar Rozenkrans, zoals ze altijd deed. Voordat een decade was voltooid, begon de extase; het kind buigde zich voorover en haar gezicht straalde met een hemels glimlach en opnieuw begon zij de genade te weerspiegelen van Degene die zij aanschouwde. Zij glimlachte en – zonder haar ogen neer te laten – maakte ze enkele gracieuze kniksen.

Na enkele minuten werd de extase onderbroken; Bernadette keerde zich om naar het publiek toe en, verwijzend naar de lange, hangende rozenstruik, vroeg zij: “Wie heeft de doornstruik aangeraakt?”. De struik was geschud door een jong meisje dat zo dicht mogelijk bij de visionair wilde komen. De Dame had zich verplaatst van de nis hoog in de rotspartij, maar was niet verdwenen; Zij was neergedaald naar het grotere hol aan de basis van de Grot. Bernadette hoorde zich roepen en de extase hervatte, terwijl het kind knielde bij de opening van het grotere gewelf, waarin de Verschijning stond.

Wederom luisterde Bernadette naar de woorden van de mooie Dame. Het gezicht van het kind leek droevig en haar armen zakten aan haar zijden neer. Er waren tranen op haar wangen. Zij keerde zich opnieuw om naar het publiek toe en drie keer herhaalde ze: “Boetedoening…boetedoening…boetedoening!”. Dit werd duidelijk gehoord door diegenen die dicht bij haar stonden, die snel de woorden verspreidden die zij hadden gehoord. Bernadette had haar eerste openbare boodschap gegeven. De ziende keerde terug naar haar vorige plaats en de visioen ging verder, terwijl het gehele publiek stil bleef – geraakt door de oprechtheid in het gezicht van het kind. Één persoon echter had niet zijn spraakvermogen verloren; de kwartiermeester van Lourdes duwde zich voorbij naar het meisje toe en toen hij bij haar was, vroeg hij: “Wat doe je, jonge actrice?” Bernadette was zich zowat niet bewust van zijn aanwezigheid, laat staan er door intimideerd te worden. Zijn enige antwoord was zijn eigen – “En om te denken dat zulke dwaasheden kunnen plaatsvinden in de negentiende eeuw!”

Negende Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Donderdag 25 februari 1858

Ontdekking van de Wonderbare Bron

De gebeurtenissen van deze dag dongen de toeschouwers om hun overtuigingen over Bernadette en haar visioenen te herbeoordelen. Op dat moment was het onduidelijk wat er aan de gang was – pas later werd de ware aard van die dagen apparition duidelijker. Vervolgens zou die dag nooit meer vergeten worden. De vertelling van de scène wordt gegeven door Mademoiselle Elfrida Lacrampe, wier ouders op dat moment het Hotel des Pyrenees bezaten en die het genot hadden om aanwezig te zijn bij de wonderbare gebeurtenissen. Deze ochtend begon de visioen zelfs voor dageraad. “Het was nog niet licht; we hadden een lantaarn om ons te verlichten. Bernadette liet ons niet lang wachten”, vertelt ze. Bernadette naderde in gezelschap van haar tante, snel naar haar bestemming toe; toen zij dichterbij kwam, riep ze de menigte toe, “Laat me door, laat me door!”

Mademoiselle Lacrampe gaat verder – “Op dit moment, toen bijna alle toeschouwers waren aangeland, dacht ik dat er ongeveer vierhonderd mensen voor de Grotte en onder de rotsen bij de Gave stonden. Nadat ze haar plaats had bereikt, hief Bernadette haar jurk een beetje op om deze niet te besmeren, knielde dan neer. Ik stond rechts, tegen de rots aan, bijna onder het nis waar de Apparitie gewoonlijk verscheen. “Het kind had nog geen decade van zijn gebeden afgerond toen ze plotseling op haar knieën vertrok en zo begon omhoog te klimmen over de helling die leidde naar het binnenste van de Grotte. Ze ging voorbij aan mij, een kort afstandje verwijderd. Toen zij de ingang tot de koepel bereikte, duwde ze zachtjes – en zonder stil te staan – de takken weg die van de rots hingen. Van daaruit ging ze verder richting het achterste deel van de Grotte. De menigte drukte dicht op haar aan. “Toen zij het achterste deel van de Grotte bereikte, keerde Bernadette om en kwam terug, nog steeds op haar knieën, over dezelfde helling af. Ik getuigde daar een tour de force bij en ik had me meer moeten verbazen over de gemakelijkheid en waardigheid van deze kinderlijke bewegingen in zo'n houding en op diep hellende grond die erg onevenredig was en bedekt met stenen die scherp hier en da uitstaken. Op dat moment zag ik niets in Bernadettes bewegingen, behalve de tour de force, maar een ridicuul wrikken, want het leek me doelloos.” Mademoiselle Lacrampe verloor op dit ogenblik het kind uit zicht, omringd door de drukkende menigte. Maar Tante Bernarde had meer geluk, “Iedereen was verbaasd. Niets vindend, keerde het kind af richting de rivier” aldus haar verklaring. Maar ondanks dat ze de gebeurtenissen voor hun ogen zagen, konden die in de buurt niet uitleggen wat er aan de gang was. Alleen Bernadette kon dit leveren. En zij werd al snel daarvoor gevraagd.

Het is belangrijk om hier te vermelden dat tot dat moment er GEEN water in de Grotte was geweest behalve een beetje stilstaand water, waarschijnlijk verzameld regenwater. Precies op dit ogenblik ging Bernadette naar het wilde rozenstruik, duwde deze weg en kuste de rots, viel dan weer in extase. Ze stond op en leek verlegen – ze liep richting de rivier Gave, stelde zich dan stop en keek terug, alsof zij geroepen was, en ging een andere kant op, naar de opening aan de basis van de rots, links. Nogmaals kijkend richting het nis, leek ze verward. Ze begon toen te graven met haar handen. Modderig water kwam omhoog, dat ze opschoopte en drie keer weggooide. De vierde scoop dronk zij. Later in het klooster scherpte Bernadette tegen de Zusters op dat ze drie keer het water weggooide voordat ze het dronk – en dat dit was waarom Onze Lieve Vrouw haar driemaal moest vragen om Haar Naam, vooraleer Zij Haar identiteit openbaarde!!

Toen de toeschouwers haar modderige gezicht zagen, dachten ze dat zij gek was en lachten over haar. Onwetend van al dit gebeurde Bernadette in haar extase door tot 7:00 uur 's ochtends, lang nadat de kijkers vertrokken waren. De Grotto verlatend vroeg een buurman Bernadette om te verklaren wat er was gebeurd. Ze antwoordde: ” Terwijl ik bidde, zei de Dame tegen mij in een ernstig maar vriendelijk stem – ‘Ga drink en was je in de fontein’. Aangezien ik niet wist waar deze bron zich bevond, en aangezien ik het niet belangrijk vond, ging ik naar de Gave. De Dame roepte me terug en tekende met Haar vingertje dat ik onder de Grotto linksheen moest gaan; Ik gehoorzaamde maar zag geen water. Niet weten waar ik het vandaan moest halen, schraapte ik in de aarde en er kwam water uit. Ik liet het een beetje zitten zodat het modderig was dan drinkte en was.” Ziende wat er gebeurde – maar niet begrijpend – verwonderden zich de menigte of Bernadette toch gek was. Waarom had ze haar engelachtige gezicht met modderig water besmeurd? Wat kon dat betekenen? Verschrikt keken zij stil toe. Hun angst nam toe toen ze het kind wild kruiden eten zagen die aan de voet van de rots groeiden.

Onbekend voor de menigte, had de Dame nogmaals naar de vloer van de Grotto gewezen en haar klein meisje gezegd – “Ga eten van het kruid dat je daar vindt”. Ze maakte dan haar indrukwekkende teken van het Kruis voordat ze wegging uit de koepel, knielde nogmaals en keek toe hoe het visioen verdween. Snel greep Tante Bernarde het kind bij en begeleidde haar weg van de Grotto, bang voor de menigte die naar het kind roept dat zij gek was. Niemand had zich verzocht om te onderzoeken waar het gat zat waarin het kind gegraven had; allen waren alleen bezorgd over hun reputatie – uiterlijk zou het beschaamd zijn om toe te geven door dit domme meisje bedrogen te zijn. Later die middag, op de plek waar Bernadette geknield had terwijl ze graafde, was het druppeltje een lint water geworden dat zichzelf een kanaal in de bovengrond uitgrof. Een twintigjarige discussie volgde over de oorsprong van deze bron, totdat uiteindelijk Abbe Richard, een beroemde hydrogeoloog op die tijd, na een lange en zorgvuldige studie verklaarde, dat de bron wonderbaarlijk was in haar ontdekking en effecten, hoewel niet in haar bestaan. Latere studies sloten af dat de rots zelf de bron van het water is, perfect zuiver behalve minimale afzettingen van zouten, en dat het GEEN therapeutische ingrediënten bevat.

Op 6 mei 1858 gaf een chemicus met de naam Latour een verklaring over het water – “Het water .. is zeer helder, reukloos en zonder enige sterke smaak; .. het bevat de volgende ingrediënten – chloriden van soda, kalk en magnesia, bicarbonaten van kalk en magnesia, silicaten van kalk en aluminium, ijzeroxide, natriumsulfaat, fosfaat, organisch materiaal..” Hij speculeerde dat op een gegeven moment een ‘genezend element’ in het water zou worden gevonden, maar dit gebeurde nooit. Een verdere analyse door Monsieur Filhol, van de Faculteit der Wetenschappen van Toulouse (in augustus 1858) verklaarde – “De buitengewone resultaten die ik ben verteld zijn behaald met gebruik van dit water kunnen, ten minste in de huidige toestand van wetenschappelijk kennis, niet worden verklaard door de aard van de zouten waarvan het bestaan is onthuld door analyse”. Analyses sinds dat moment hebben vergelijkbare conclusies bereikt. En toch stroomt nog steeds het water uit deze bron – aan zichzelf niet wonderbaarlijk, niet therapeutisch. Maar talloze wonders zijn voortgekomen uit haar gebruik sindsdien die gelukkige dag.

Lourdes Grotto in 1900
Veel krukken werden achtergelaten als teken van genezing

Vrijdag 26 februari 1858 – Opnieuw verschijnt de Dame niet␞Op de volgende ochtend, vrijdag 26 februari 1858, ging Bernadette naar de Grot als gewoonlijk. Dokter Dozous, die het meisje die morgen in de gaten hield, zei dat zij knielde en haar rozenkrans bad voor "een lange tijd" die ochtend, maar aan het einde van haar gebeden was zij droevig en bekommerd. De Dame was niet verschenen. Tot op die dag was Bernadette echter weer in de gunst bij de menigte in Massabieille – hun beleidigen en gelach waren vergeten, weggewas door de stromende wateren van de bron waar Bernadette had gezegd dat deze zich bevond, zoals haar verteld was door haar Dame.

Tiende verschijning van Onze Lieve Vrouw

Zaterdag 27 februari 1858

De geestelijkheid van Lourdes besprak de visioenen in Massabieille. Abbe Peyramale had altijd een openbare stilte over het onderwerp gehouden. Deze ochtend bracht hij zijn drie kapelaans bij elkaar om hen zijn mening te geven. De toespraak die door Abbe Peyramale aan hen werd gegeven, is op verschillende gelegenheden verteld aan heer Jean Baptiste Estrade, die deze hier weergeeft – “Jullie hebben de geruchten gehord over bepaalde verschijningen die zouden hebben plaatsgevonden in een Grot bij de Gave. Ik weet niet hoeveel waarheid en hoeveel fantasie er in het huidige verhaal zit, maar het is onze plicht als priesters om de grootste voorzichtigheid te bewaren in zaken van deze aard. Als de verschijningen echt zijn en een goddelijke aard hebben, zal God ons dat op Zijn eigen tijd laten weten. Als ze illusies zijn of veroorzaakt door de geest van leugens, heeft God geen behoefte aan onze tussenkomst om het onwaarheid te openbaren.”

“Het zou daarom roekeloos van ons zijn om ons nu bij de Grot te laten zien. Als de visioenen later als echt worden erkend, zullen we zeker beschuldigd worden dat wij deze erkenning hebben bewerkstelligd door onze eigen machinaties. Als ze vervolgens worden afgewezen als onbegrijpelijk, zullen we belachelijk gemaakt worden voor wat men ons teleurstelling zal noemen. Dus mogen we geen ongeoverwogen stap zetten of een roekeloos woord spreken; de belang van religie en onze eigen waardigheid staan erop. De huidige omstandigheden eisen van ons de grootste voorzichtigheid.” Zo was het standpunt van de geestelijkheid van Lourdes op het moment van de Verschijningen. Op de ochtend van zaterdag 27 februari was Bernadette opnieuw bij haar geliefde Grot, onverschrokken door het niet-verschijnen van de Dame de vorige dag. Uiteindelijk had de Dame Bernadette slechts gevraagd om dagelijks voor vijftien dagen te komen – Zij had niet beloofd op elk van die dagen te verschijnen. Ze was vandaag niet teleurgesteld – de Dame was er in de nis. Gedurende de visioen hield het kind haar gezegende kaars vast terwijl zij bad en luisterde. Op verschillende momenten boog ze laag, raakte de aarde aan, soms met een glimlach en soms huilend. Ze benaderde ook de voet van de rots, kuste de grond op weg. Dit was gedaan in gehoorzaamheid aan het bevel van de Dame – “Ga en kus de grond als boete voor zondaars”. Toen de visioen zijn einde naderde, leek de Dame even verloren te zijn in Haar gedachten. Bernadette wachtte geduldig af. Uiteindelijk glimlachte de Dame haar weer aan, daarna gaf ze haar een nieuw bevel – “Ga en zeg de priesters om hier een kapel te laten bouwen”. Verlatend haar toestand van extase, beweegde het kind naar de bron – daar dronk zij wat water. De Grot verlatend, vertelde Bernadette aan haar tante Bernarde wat de Dame had gezegd.

ABBE PEYRAMALE “Hoewel hij zo goed is, ben ik meer bang voor hem dan voor een politieman!” zei Bernadette tegen Monsieur Estrade. Maar ondanks haar angst ging het kind direct naar de pastorie zodra zij de Grotto had verlaten. De Priester badde het Godsdienstig Ambt in de tuin toen Bernadette naderde. Het volgende gesprek werd gerapporteerd door Monsieur Estrade. De Priester kende de naam van het kind dat betrokken was bij de verschijningen aan de Grotto, maar hij herkende het kind niet dat voor hem stond. In catechismusles had hij haar slechts een glimpje gezien. Hij vroeg haar naar haar naam. Toen ze haar naam vertelde, antwoordde hij – “Oh, jij bent het dus?”

Monsigneur Abbe Peyramale

Zijn ontvangst was koud en strengerig, zijn uiterlijk ruw en streng. Het kind had angst voor hem. Uiterlijken kunnen echter vaak bedrieglijk zijn; zo was het geval met deze Priester, die in werkelijkheid (na de eerste contact) warm en gastvrij was, een trouwe steun van hen die iedere soort hulp nodig hadden, een echte herder van zijn kudde. Later zou Bernadette hem zo vinden. De tuin verlatend ging Peyramale het huis binnen. Bernadette volgde hem, stilstaan op de drempel. Peyramale vroeg wat zij wilde. Met haar uitstekende charme en eenvoud antwoordde het meisje – “De Dame van de Grotto heeft mij bevolen om aan de Priesters te zeggen dat Zij wensen dat er een Kapel gebouwd wordt bij Massabieille, en daarom ben ik gekomen.” De Priester bleef onbeweeglijk. “Wie is deze Dame waar je over spreekt?””Zij is een zeer mooie Dame die mij verschenen is op de rots van Massabieille.” Nog steeds verraadde Abbe Peyramale niets van zijn gevoelens. “Maar wie is Zij? Komt Zij uit Lourdes? Ken je Haar?” Bernadette antwoordde dat zij niet wist. “En toch neemt u het op jezelf om berichten te brengen zoals diegene die je net aan mij hebt overgebracht, van een persoon die jij niet kent?” vroeg hij koud. “Oh maar meneer, de Dame die me stuurt is niet als andere dames.”

Toegevoegd om het te verklaren, zei zij – “Ik bedoel dat Zij zo mooi is als zij in de Hemel zijn, ik denk”. Nu vond de Priester het steeds moeilijker om zijn emotie onder controle te houden, geraakt door de duidelijke oprechtheid van het meisje voor hem. Hij vroeg of Bernadette ooit bij de Dame had gevraagd naar Haar naam. “Ja, maar wanneer ik dat vraag buigt Zij Zelf licht met Het Hoofd, glimlacht en geeft mij geen antwoord.” Peyramale vroeg of de Dame dan stom was. “Nee, want Zij spreekt elke dag met me. Als Zij stom zou zijn, had Zij niet kunnen zeggen om bij u te komen.” Peyramale vroeg Bernadette om de gebeurtenissen die tot nu toe hadden plaatsgevonden te beschrijven. Hij wijst naar een stoel en zij zit erop. Hij zet zich tegenover haar neer en luistert.

Binnen enkele minuten verloor de Priester al zijn twijfels, hoewel hij weigerde om het kind daarvan op de hoogte te brengen. “Je denkt dat een Dame die geen naam heeft, die Zich vestigt op een rots en bloote voeten heeft, serieus genomen moet worden? Mijn kind, er is één ding waar ik bang voor ben – en dat is dat jij slachtoffer bent van een illusie”. Bernadette hield haar hoofd omlaag maar antwoordde niet. Dan sprak de Priester opnieuw.

“Zeg de Dame die je heeft gestuurd dat de parochiepriester van Lourdes niet gewend is om met mensen te doen die hij niet kent. Zeg dat hij eerst eens haar naam wil weten en dat – bovendien – zij moet bewijzen dat deze naam aan haar toebehoort. Als deze Dame recht op een Kapel heeft, zal ze de betekenis van mijn woorden begrijpen; als zij het niet begrijpt, zeg dan tegen haar dat zij zich geen moeite hoeft te geven om mij nog meer berichten te sturen.” Bernadette stond op, maakte een knik en vertrok.

Elfde Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Zondag 28 februari 1858

Bernadette kwam net voor zeven uur bij de Grot aan, samen met haar Tante Lucille. In één hand droeg zij haar altijd bij zich havende Rozenkrans, in de andere een gezegend kaarsje. Meneer Estrade schatte dat er ongeveer tweeduizend toeschouwers bij de Grot waren die ochtend. De menigte was zo dicht op elkaar gezet dat het Bernadette moeilijk viel om tijdens de visioen haar normale boetedoeningen uit te voeren volgens de opdracht van de Dame. Voordat zij zich onder de nis kon knielen, moesten de aanwezige gendarmen de menigte een beetje terugduwen. Dit was allesbehalve gemakkelijk. Meerdere keren ging het kleine meisje op haar knieën naar de rots en weer terug, elke keer de grond tussenin kustend. Haar gezicht en lippen waren besmeurd met modder. Maar vandaag lachede niemand over haar meer. De berichten die zij ontving hadden een persoonlijke aard en hadden niets te maken met de aanwezigen. In zulke gevallen werd haar privacy gerespecteerd. Door het grote aantal mensen was de grond modderig en uitgetrapt geworden. Slechts enkele van de wilde planten waren ongeschonden gebleven. Ook hadden het constante komen en gaan ervoor gezorgd dat het water vanuit de bron in verschillende kleine bekkens richting de Gave liep. Op deze dag besloten lokale arbeiders om een kuil te graven waarin het water zich kon verzamelen. Na de visioen verlieten Bernadette en Lucille de Grot en gingen rechtstreeks naar de Mis in de parochiekerk.

Dertiende Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Maandag 1 maart 1858

Van het begin van de Verschijningen in de Grot van Massabieille af, had de populaire pers – en vele individuen, met name de ‘vrijdenkers’- alles mogelijk gedaan om een einde te maken aan deze curieuze gebeurtenissen; toen dit mislukte en duidelijk werd dat zij machteloos waren tegen wat er gebeurde, grepen ze terug op plan B – het verkeerd voorstellen, verdraaien en diskrediteren van de gebeurtenissen. Dit was duidelijk te zien in de leugens die over Bernadette in de kranten stonden – zij werd beschreven als gek, neurotisch, cataleptisch, epileptisch, psychotisch, een bedrieger, een sluw klein leugenbaars meisje, een domme die door anderen was gemanipuleerd… de lijst was bijna eindeloos. Specifieke gebeurtenissen bij de Grot werden ook gebruikt en verkeerd voorgesteld, uit hun context gehaald om ze betekenissen te geven die zij niet hadden. Tijdens de Dertiende Verschijning vond zo'n gebeurtenis plaats. En net als eerder was het pas na dat Bernadette zelf de gebeurtenis had uitgelegd, dat deze zin maakte en de verkeerde voorstellingen rondom haar wegveegde. Veel mensen geloofden in de Verschijningen; bovendien waren zij er zeker van Wie zich toonde; zij dachten er vast van overtuigd te zijn dat het niemand anders dan de Heilige Maagd Maria was, hoewel Bernadette zelf nooit zo'n claim had gedaan. In plaats daarvan sprak het kind altijd over ‘de Dame’ (un damizelo) die verscheen, maar wie tot nu toe geweigerd had zichzelf te noemen. Maar omdat zij geloofden dat Bernadette inderdaad in communicatie stond met de Koningin van de Hemel, probeerden de volgelingen op verschillende manieren om souveniren van de Verschijningen en van Bernadette zelf te verkrijgen.

Maandag 1 maart zagen minstens 1300 mensen de Grotte – zoals Jacomet, de politiecommissaris, stelde in een rapport dat hij de volgende dag verzond. Maar dit aantal was gebaseerd alleen op diegenen die geteld werden door de gendarmes die terugkeerden naar het stadje na de Verschijning; het omvatte niet diegene die vertrokken in andere richtingen en Lourdes niet passeerden. Die dag was er een priester aanwezig van nabije Omex; de priester, Abbe Dezirat, was pas recent gewijd. Hij was de eerste geestelijke die Massabieille bezocht tijdens de Verschijningen. Hij beschreef wat gebeurde na Bernadettes aankomst om 7:00 uur in gezelschap van beide haar ouders “Van het moment dat ze arriveerde, keek ik naar haar nauwgezet. Haar gezicht was kalm, haar blik bescheiden, haar gang heel natuurlijk, wederom niet traag noch haastig. Geen teken van verhevenheid, geen sporen van ziekte.

“De menigte op de weg drukte dicht achter het kind om naar de plaats van de Verschijning te komen. Eens daar aangekomen deed ik hetzelfde als de anderen. Toen we voor de Grotte stonden, zei iemand – ‘Laat de priester door!’. Deze woorden, hoewel zacht gesproken, waren gemakkelijk waarneembaar, want er heerste een diepe stilte over alles. Ze maakten plaats voor mij en toen ik enkele passen naar voren ging was ik heel dicht bij Bernadette, op ongeveer één meter afstand, niet meer. “Tussen het moment dat ik in de buurt van het kind kwam en het moment dat de visie begon, was er nauwelijks tijd om een decade te bidden. “Door haar houding en door de uitdrukking op haar gezicht was duidelijk dat haar ziel verrukt was. Wat diepe vrede! Wat sereniteit! Wat verheven contemplatie! Haar glimlach was onbeschrijfelijk. De blik van het kind, vastgelegd op de Verschijning, was niet minder boeiend. Onmogelijk om iets zo zuiver, zo zacht, zo liefdevoll te verbeelden. “Ik had Bernadette met groot zorg gevolgd terwijl ze zich naar de Grotte begaf. Wat een verschil tussen wat zij toen was en wat zij was zoals ik haar zag in het moment van de Verschijning. Het leek op het verschil tussen materie en geest… Ik voelde me alsof ik aan de drempel van het Paradijs stond.”

Hier neemt Monsieur Jean Baptiste Estrade, die de hele tijd aanwezig was tijdens de Verschijning, het verhaal over – maar dit is ook waar het misverstand van die dag plaatsvond. “Ik getuigde datdag een grote toon van religieuze enthousiasme. Bernadette kwam net terug van haar plek onder de spits van de rots. Ze knielde weer neer en nam, zoals gewoonlijk, haar gebedsketel uit haar zakje, maar zodra ze haar ogen opnieuw op het voorrechten struik richtte werd haar gezicht droevig. Ze hield haar keteltjes met verbazing zo hoog als haar kleine arm kon – er was een moment van stilstand, dan gingen de keteltjes plotseling terug in haar zakje. Onmiddellijk toonde ze een ander paar dat zij zwaaide en even hoog hield als het eerste. De uitdrukking van angst verdween van haar gezicht. Ze buigde zich, glimlachte weer en hervatte haar gebed. “Met een spontane beweging namen iedereen hun rozenkransen en zwaaiden ermee. Dan riepen ze ‘Leve Marie’ en knielden neer om te bidden met tranen in de ogen. De tegenstanders van de religie verspreidden het gerucht dat Bernadette die dag de rozenkransen had gezegend”.

Een Parijse krant bracht een paar dagen later het volgende artikel – “Die kleine actrice, de molenaarsdochter bij Lourdes, verzamelde weer om zich heen op de ochtend van 1 maart onder de Massabieille-rots bijna tweeduizend vijfhonderd domkoppen. Het is onmogelijk om de domheid en morele degeneratie van deze mensen te beschrijven. De visionair behandelt hen als een troep aapjes en laat ze allerlei absurditeiten plegen. Deze ochtend was de pythonisse niet geneigd om de ziende te spelen, en om wat variatie in de oefeningen aan te brengen, dacht zij het beste om de priesteres te spelen. Met een groot gezaghebbende houding beval ze de domkoppen hun rozenkransen voor te leggen en zegende ze hen allen.”

Sinds de dag na de ontdekking van de Bron had het volk vaak Bernadettes handelingen bij de Grotte nagebootst, zoals de grond kussen in boete; vandaag was er geen verschil hoewel het volk wat verkeerd had geïnterpreteerd. Had Bernadette de rozenkransen niet gezegend, dan wat zou de betekenis geweest zijn van het vreemde gebeuren dat net plaatsgevonden had? Later die dag vroeg een priester het kind hetzelfde vraag; pas na haar uitleg werd het raadselachtige voorval ontraaddeld. Bernadette verklaarde dat ze op weg naar de Grotto vroege ochtend was gesproken door een vrouw genaamd Pauline Sans (die de Lourdes-naaisteres was); zij had een herinnering aan de Verschijningen gewild en dus gevraagd of het kind zo vriendelijk zou zijn om haar (Madame Sans’) rozenkrans die morgen te gebruiken terwijl de Heilige Maagd met haar bad. Bernadette stemde toe in dit voorstel. Toen Bernadette op het punt stond het kruisteken te maken, nam ze de rozenkrans uit haar zak maar kon haar hand niet naar haar voorhoofd heffen. De Dame vroeg Bernadette waar haar eigen rozenkrans was – hier hief het kind de rozenkrans hoog in de lucht om hem aan de Dame te laten zien. Maar de Dame zag al te goed “Je maakt een fout”, zei zij tegen Bernadette, “deze rozenkrans is niet van jou”. Zich realiserend dat ze Madame Sans’ rozenkrans in haar hand had, stopte ze hem terug in haar zak en haalde haar eigen rozenkrans op met zwarte houten knoopjes aan een geknoopt koord, eerder gekocht door haar moeder. Weer hief zij de knoopjes. “Gebruik die”, zei de Dame zoet, terwijl ze het kind aankwam, en Bernadette kon met haar gebeden beginnen. De priester die het kind vroeg om uitleg te geven, zei tegen Bernadette “Is het waar dat je vandaag rozenkransen in de Grotto gezegend hebt?”. Bernadette glimlachte. “Oh maar meneer, vrouwen dragen geen stola!”

Dertiende Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Dinsdag 2 maart 1858

De dertiende verschijning vond plaats volgens het normale patroon, Bernadette kwam vroeg in de ochtend bij de Grotto aan, badde de rozenkrans samen met de Dame die stil bleef behalve tijdens de Glorias, en verrichtte daarna haar gewone devoties en boetedoeningen. Na de verschijning stond het kind op en leek beven. Ze was vergezeld door beide tantes – Basille en Lucile. Verwonderd over wat de Dame had gezegd om het kind zo bezorgd te maken, vroeg Basille Bernadette wat er gebeurd was. Zij antwoordde – “Oh ik ben echt in grote moeilijkheden! De Dame heeft mij opgedragen aan de priester te vertellen dat Ze een Kapel bij Massabieille wensen en ik ben nerveus om naar het Presbyterium te gaan. Als je maar wist hoe dankbaar ik zou zijn als jullie me zouden begeleiden!” Zij verlieten onmiddellijk om Abbe Peyramale van de Dame’s verzoek op de hoogte te brengen.

Bij het presbyterium aangekomen, vroeg de priester – "Nu, wat bent u hier te vertellen? Heeft de Dame met u gesproken?" Bernadettes angst nam toe. "Ja, mijnheer le cure. Zij heeft mij opgedragen om u opnieuw te zeggen dat zij een kapel wil hebben bij Massabieille." Peyramale – in zijn antwoord aan het kind – liet haar geen twijfel over wat hij van zichzelf dacht, van de Dame des rots, van de berichten die naar hem werden doorgegeven en (bovendien) van de ongemakken van de onderbreking die zij veroorzaakte in zijn normaal rustige en routine-gerichte leven. "Het is hoog tijd voor mij om uit het imbroglio te komen waarin de Dame en u me proberen te betrekken. Zeg haar dat ze met de priester van Lourdes duidelijk en bondig moet spreken. Zij wil een kapel. Met welk recht eist zij deze eer die zij claims? Wie is zij? Vandaan komt zij? Wat heeft zij gedaan om onze erkenning te verdienen? Laten we niet rondje praten – als uw Dame degene is wie u suggereert, dan zal ik haar een manier tonen om erkend te worden en autoriteit aan haar berichten te geven. Zeg haar van mij dat ze zich in een niche plaatst, boven een wilde rozenstruik. Nu vraag haar van me om de rozenstruik plotseling bloeiend te laten komen voor het vergaderde volk. De ochtend waarop u komt vertellen dat dit wonder is gebeurd, zal ik uw woord geloven en beloven met u naar Massabieille te gaan!"

De toon en luidheid van zijn antwoord schrokken het arme kind zo zeer dat zij de tweede helft van het bericht vergeten was en vertrok zonder hem aan de man die tegen haar schreeuwde doorgegeven te hebben. Later realiseerde ze haar fout. Ze vroeg haar tante om haar nogmaals naar huis van de priester te begeleiden, maar kreeg een definitief 'nee'. Vervolgens vroeg ze beide ouders – maar zij waren meer bang voor Peyramale dan Bernadette zelf was. Later die middag sprak het kind met één van haar buren, een dame genaamd Dominiquette Cazenave. Ze legde haar situatie uit aan deze vrouw, die behulpzamer was dan degenen waar ze eerder naar toe was gegaan. Madame Cazenave ging in de late namiddag naar het presbyterium om nogmaals een ontmoeting te regelen. Zij volbracht haar taak en de ontmoeting werd vastgesteld voor zeven uur 's avonds. Op de afgesproken tijd vonden Bernadette en haar buurvrouw zich in gezelschap van de priester.

Het kind sprak – "De Dame heeft mij opgedragen om u te zeggen dat zij een kapel wil hebben bij Massabieille, en nu voegt ze eraan toe 'Ik wens dat mensen hier in processie komen'." "Mijn meisje," antwoordde Peyramale, "dit is een passende afsluiter van al jullie verhalen! Of je ligt of de Dame die met u spreekt is slechts het nabootsel van degene wie zij zich voordoet te zijn. Waarom wil ze een processie? Misschien om ongelovigen tot lachen te brengen en religie in de spot te drijven. De valstrik is niet erg slim uitgelegd! Je kunt haar van mij zeggen dat ze weinig weet over de verantwoordelijkheden en machtigheden van het geestelijkheid van Lourdes. Als zij echt degene was wie zij zich voordoet te zijn, dan zou ze weten dat ik niet bevoegd ben om in zo'n zaak de initiatief te nemen. Het is aan de bisschop van Tarbes, niet aan mij, dat zij jullie had moeten sturen!"

Bernadette sprak opnieuw. "Maar meneer, de Dame heeft me niet verteld dat ze een processie naar de Grotto wilde – ze zei slechts 'Ik wens dat mensen hier in processie komen'. En als ik haar goed begrijp, dan spreekt zij over de toekomst en niet het heden". "We zullen beter doen – we geven je een fakkel en jij krijgt een processie voor jezelf. Je hebt veel volgelingen – je hebt geen priester nodig!" antwoordde Peyramale. "Maar mijnheer le cure, ik zeg nooit iets aan iemand. Ik vraag hen niet om met me naar de Grotto te komen".

Peyramale zwieg een ogenblik om zijn gedachten te ordenen. Een ogenblik was al wat hij nodig had. “Vraag de Dame nogmaals haar naam op. Wanneer we Haar naam kennen, dan zal Zij een kapel krijgen – en ik beloof je, het zal geen kleine zijn!” Bernadette verliet het huis. Nu glimlachte ze – ondanks haar angst voor de priester had ze de taak die haar door de Dame was opgedragen uitgevoerd. Ze had Abbe Peyramale de volledige boodschap overgebracht. Nu lag het aan hem.

Veertiende Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Woensdag, 3 maart 1858

Die ochtend waren er ongeveer drie duizend mensen aanwezig toen Bernadette om zeven uur 's morgens bij de Grotto aankwam, begeleid door haar moeder. Het kind knielde en begon met het gewone gebed. Maar haar gezicht – hoewel zoet – kreeg niet de straling van andere ochtenden. De Dame was niet verschenen. Een toeschouwer, Monsieur Clarens uit Lourdes, schreef twee dagen later aan de Prefect van Politie in Tarbes: “De visioen mislukte bij het meisje en dit leek haar diep te verdrietigen. Het is belangrijk om deze punt op te merken, want hij lijkt misschien niet gunstig voor de hypothese van een hallucinatie”. De betekenis van die uitspraak was duidelijk voor veel mensen die die dag aanwezig waren. Onder hen was de verwant die het Soubirous-gezin toestond gratis te wonen in de Cachot, Andre Sajous. Ziende het bittere verdriet van het kind (ze geloofde dat de Dame niet verschenen was omdat ze haar eerste bezoek aan de priester de vorige dag had mislukt), bood hij aan met haar terug naar de Grotto te gaan. Haar gezicht verlichtte zich en ze stemde toe. Een uur en een half later (om negen uur 's morgens) stonden ze voor de rots. Het was rustiger daar om die tijd, met slechts enkele gelovigen aanwezig. De rest was vertrokken toen Bernadette eerder weggegaan was.

De Verschijning vond plaats op dezelfde manier als voordien, met de Dame en haar beschermeling samen in gebed. Na de verschijning ging Bernadette nogmaals naar Abbe Peyramale. De Dame had opnieuw om een kapel gevraagd. Maar deze keer was de priester iets minder ruw in zijn benadering, vraagend wat het doel van het bezoek was. Het meisje antwoordde dat ze aan de Dame verteld had over het verzoek van de priester van de vorige dag – “Ze glimlachte toen ik Haar vertelde dat jij vroeg om een wonder te werken. Ik zei tegen Haar om de rozenstruik, waar Ze naast stond, bloeien; Ze glimlachte opnieuw. Maar Zij wil de kapel”.

Vragend of Bernadette geld had om een kapel te bouwen, antwoordde het meisje dat ze er geen had. “Nog minder heb ik! Vraag aan de Dame om je ervan te voorzien!” reageerde de priester. Later die dag kwamen meer verwanten van Bernadette; de volgende dag was de laatste dag van de vijftien dagen en misschien zou er een groot wonder gebeuren. Haar nicht, Jeanne Marie Vedere, zei tegen het kind – “Ik hoor dat je deze ochtend je Dame niet hebt gezien”, waarop Bernadette antwoordde – “Maar ik heb haar overdag wel gezien!” Jeanne Marie vroeg haar nicht waarom het twee bezoeken aan de Grotto had gekost voordat de Dame verscheen; Bernadette zei dat ze dezelfde vraag gesteld had en de volgende antwoord van Haar lippen ontvangen had: “Je zag me deze ochtend niet omdat er enkele mensen aanwezig waren die wilden zien hoe je eruitzag in Mijn tegenwoordigheid – zij waren het niet waard voor deze eer; zij hebben de nacht doorgebracht bij de Grotto en ze hebben haar onteerd”.

Zestiende Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Donderdag, 4 maart 1858

Het hele Frankrijk was zich ervan bewust dat donderdag 4 maart de laatste van de vijftien dagen zou zijn waarop Bernadette Soubirous beloofd had aan de mysterieuze Dame aanwezig te zijn in de Grotte van Massabieille. Wat zou vandaag gebeuren? Als de visioenen een ogenblik waren, zouden al deze onzin dan stoppen? Als ze echt waren, zou de Dame dan een groot wonder verrichten om haar bestaan en aanwezigheid aan te tonen? Wie was de Dame? Een ziel uit het Vagevuur? De Heilige Maagd Maria? De duivel in vermomming? Misschien zouden vandaag alle twijfels weggevaagd worden. Sinds vroeg vorige avond waren pelgrims van over heel Frankrijk aangekomen. Ze hadden gereisd per paard, in koetsen en te voet. Tijdens de hele nacht bleven fakels voor de Grotte branden. Hymnen werden gezongen aan de Koningin des Hemels – zeker was dit de mysterieuze Dame van de visioenen? Bij dageraad waren er twintigduizend pelgrims in en rondom de Grotte van Massabieille.

Ook aanwezig was een groot aantal gendarmen. Jacomet had gevoeld dat er een sterke politieaanwezigheid nodig was om eventuele problemen te voorkomen die altijd volgen op grote menigten. Hij had daarom extra politie ingeroepen van de Kazerne, allen bewapend. De vorige nacht hadden Jacomet – samen met twee collega's – een nauwkeurig onderzoek uitgevoerd van de Grotte, het nisje en de hele rots van Massabieille. Het nisje was leeg – er werd geen persoon, lamp of verdacht voorwerp in gevonden. Hetzelfde gold voor de grote koepel onder het nisje – de enige items die werden aangetroffen waren enkele munten, een klein boeket bloemen en een Rozenkrans. In de vroege ochtenduren werd het onderzoek herhaald. Opnieuw werd niets verdachts gevonden.

Bernadette was aanwezig in de parochiekerk voor de vroegochtendmis om zes uur. Na de communie voelde ze zich gedreven naar de Grotte te gaan – zij vertrok onmiddellijk. Haar nichtje – die haar had begeleid bij de mis – riep achter haar aan toen het meisje opmerkte dat Bernadette stil en heimelijk uit de kerk was gegaan, wat ergerd door niet te zijn geïnformeerd over het vertrek. Bernadette zei dat zij niet had gedacht om dit te melden. Ze kwam kort na zeven uur bij de Grotte aan. De gendarmen maakten een pad vrij in de menigte zodat het kind de Grotte kon bereiken die toneel was geweest van zo veel wonderen. Bernadettes nichtje, Jeanne Vedere, vertelt wat er gebeurde – “Met een kaars in één hand en haar Rozenkrans in de andere, bidt Bernadette onafgebroken tot aan de derde Weesgegroet van de tweede decade, haar ogen vast op het nisje en de roosstruik gericht. Op dat moment ging er een wonderbaarlijke verandering met haar gezicht door en iedereen riep uit – ‘Nu ziet ze Haar!’ en zij knielden neer. Ik voelde in dat ogenblik zo intense gevoelens van vreugde en geluk als ik nooit zou kunnen uiten; ik voelde de aanwezigheid van een bovennatuurlijk Wezen, maar hoewel ik hard keek, zag ik niets.”

Jeanne vertelt dat die Rozenkrans drie keer achter elkaar werd gebeden op die ochtend. Aan het einde van haar Rozenkrans probeerde Bernadette om het Teken des Kruises te maken. Maar opnieuw kon ze haar hand niet naar haar voorhoofd tillen ondanks drie pogingen. Later verklaarde ze dat ze met bidden was klaar voordat de Dame ermee klaar was, en het was pas toen de Dame het Teken des Kruises maakte dat het kind hetzelfde kon doen. De visioen ging door na afloop van de Rozenkrans. Nooit verliet Bernadettes ogen het object van haar aardige blik. Jeanne Vedere telde achttien glimlachten op het gezicht van het kind tijdens de visioen. Op een gegeven moment stond Bernadette op en liep voorwaarts in de koepel aan de basis van de rots; Jeanne volgde haar. Later zei Bernadette dat op dit punt de Dame zo dichtbij was geweest dat Jeanne haar hand had kunnen uitsteken om Haar te raken. Bernadette keerde terug naar haar gewone plek, maar ging later nogmaals helemaal in de koepel en zette het gesprek voort. Gedurende de visioen stond Jacomet altijd dicht bij, onderzochte hij het kind en noteerde hij in zijn klein boekje. Van allen die aanwezig waren, was hij degene die tijdens de Verschijning bleef staan, furieus schrijvend.

Dit zou de langste van alle visioenen worden, duurend meer dan een uur. Aan het einde beëindigde Bernadette stil haar gebeden en verliet ze de Grotte. Mensen in de buurt vroegen het kind hoe de visioen was geëindigd toen zij de Grotte verliet. Bernadette zei “Net zoals gewoonlijk. Ze glimlachte toen Zij vertrok, maar Zij zeide niet vaarwel tegen mij”. “Nu dat de twee weken voorbij zijn, kom je dan niet meer naar de Grotte?” werd haar gevraagd. “Oh ja, ik zal”, antwoordde het kind. “Ik zal doorgaan met komen, maar ik weet niet of de Dame nogmaals zichtbaar zal worden”.

Zestiende Verschijning van Onze Lieve Vrouw

Donderdag 25 maart 1858

Het Wonder van de Kaars

Voor de volgende eenentwintig dagen ging Bernadette 's ochtends vroeg niet naar de Grotte zoals ze dat tot dan toe had gedaan – zij voelde geen roep binnen zichzelf die haar opriep. Maar zeker was de zaak nog niet bevredigend afgerond – immers, de Dame had Zichzelf nog steeds niet geïdentificeerd, ondanks het kinds herhaalde verzoeken. Echter, het kind ging wel naar de Grotte – maar alleen. Ze zou 's middags laat gaan en lange uren doorbrengen in gebed en contemplatie. Maar anders dan op de dagen van de visioenen knielde Bernadette niet meer op haar gewone plek; in plaats daarvan ging ze diep in het grote rotspartij aan de basis van de Grotte. Daar, omhuld door de schemering van de plaats, stortte zij haar ziel uit voor de Dame der Verschijnselen – wie zij zag met de ogen van haar ziel, als niet van haar lichaam. Op dat moment hadden enkele vrome mensen in Lourdes een klein altaar opgericht onder het nisje – op een oude tafel hadden ze een kleine beeldje van de Heilige Maagd geplaatst, omringd door bloemen en kaarsen. In feite brandden er overal kaarsen in de Grotte. Wanneer mensen bij die plaats bijeenkwamen, begonnen zij hymnen te zingen aan de Koningin des Hemels. Bijna alle pelgrims daar lieten een klein geldbedrag achter, dat later zou worden gebruikt om de verzoeken van de Dame na te komen. Merkwaardig genoeg werd er nooit iets van dit geld gestolen – hoewel het er zonder bewaking bij lag. Op de avond van 24 maart vertelde Bernadette haar ouders over het gevoel dat zij had dat ze opnieuw naar de Grotte werd geroepen door een binnenste drang – ze bedoelde 's ochtends terug te gaan. Het was al lang gelden sinds de Dame haar bezocht had – meer dan twee weken! Hoe lang die nacht leek – zo hard zij ook probeerde, het kind kon niet slapen. Zo snel als het eerste licht van de dag begon door de duisternis van de nacht te dringen, stond ze op en kleedde zich snel aan.

Er waren al een aantal mensen aanwezig bij de Grotte; het leek erop dat ook zij voelden dat er die dag misschien iets nieuws zou gebeuren. Maar waarom vandaag, na twee weken stilte? Dat was gemakkelijk te beantwoorden – vandaag was het feest van de Aankondiging van de aartsengel Gabriel aan de Heilige Maagd Maria – de dag waarop hij Haar groette als ‘Vol van Genade’. Misschien ….

Bernadette kwam om vijf uur 's ochtends bij de Grotte, met haar gezegende kaars in haar hand. Haar ouders waren bij haar. Nog voordat ze de rots bereikte, kon zij het wonderbaarlijke licht zien dat het nisje vulde, waarin Haar mooie Dame stond. “Ze was er”, zei Bernadette, “rustig en glimlachend en die crowd bekeken alsof een zinnelijke moeder haar kinderen aankijkt. Toen ik voor Haar knielde, vroeg ik Haar vergeven dat ik te laat kwam. Nog steeds vriendelijk tegen mij toe, maakte Ze met Haar hoofd een gebaar dat ik geen excuses hoefde aan te bieden. Dan vertelde ik Haar van al mijn liefde en respect voor Haar en hoe blij ik was om Haar weer te zien. En na mijn hart uitgestort te hebben bij Haar nam ik mijn rozenkrans op”.

Op dit moment bewoog de Figur die in het hemelse licht bad van de nis af naar beneden in de grotere koepel. Bernadette stond op en ging de koepel binnen om dichter bij de Dame te komen. Ze bleef voor Haar staan en er volgde een gesprek. Kort daarna beweegde het ovale licht weer terug naar boven in de nis en werden de gebeden hervat. Bernadette beschrijft zelf het gesprek en de gebeurtenissen die op dit moment volgden – “Terwijl ik bad, kwam me het idee om Haar naam te vragen met zo'n dwingende kracht dat ik aan niets anders kon denken. Ik vreesde onbescheiden te zijn door een vraag herhaaldelijk te stellen waarop Zij altijd geweigerd had te antwoorden en toch drong iets mij aan om te spreken. Uiteindelijk, onder een onweerstaanbare drijfveer, vielen de woorden uit mijn mond en ik smeekte de Dame om me te vertellen wie zij was.

“De Dame deed wat Zij altijd eerder had gedaan; Zij neigde Haar hoofd en glimlachte maar Ze antwoordde niet. “Ik kan het niet zeggen, maar ik voelde mij bolder en vroeg haar opnieuw om genadig mijn naam te vertellen; echter, ze glimlachte alleen en buigde zich zoals eerder, nog steeds zwijgend. “Daarna vroeg ik voor de derde keer, met mijn handen samengevouwen en bekennend dat ik onwaardig was van het grote gunstverzoek dat ik aan haar deed, opnieuw om mijn verzoek te doen. “De Dame stond boven de rozenstruik, in een positie die erg vergelijkbaar is met die op de Wonderbare Medaille. Bij mijn derde verzoek werd Haar gezicht zeer ernstig en Ze leek zich neer te buigen in een houding van nederigheid. Dan voegde Zij haar handen samen en riep ze naar haar borst. Ze keek omhoog naar de hemel. “Dan opende zij langzaam haar handen en boog zij zich naar me toe, en zei tegen mij met een stem die trilde van emotie

'Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis'

“Ze glimlachte opnieuw, sprak niet meer en verdween lachend”. Na het verschijning vroeg Bernadette haar tante Lucille of ze de gezegende kaars die zij tijdens de Verschijnselen had gebruikt mocht houden. Lucile stemde toe. Nadat ze de noodzakelijke toestemming hadden gekregen, plaatste Bernadette de kaars tussen enkele van de rotsen onder de nis, waar hij langzaam uitbrandde. Lucille vroeg waarom Bernadette dit wilde doen. Ze antwoordde – “De Dame vroeg me of ik de kaars zou laten branden bij de Grotte – aangezien het jouw kaars was, kon ik hem niet daar achterlaten zonder je toestemming”. De grot verlatend, lacht en glimlachende kind herhaalde stil enkele woorden voor zichzelf. Sommige buren uit Lourdes kwamen haar tegemoet en vroegen de oorzaak van haar geluk en wat het was dat ze zei. Het kind antwoordde –

“Oh, ik herhaal de naam die de Dame me net heeft gegeven, om er zeker van te zijn dat ik hem niet vergeet. Ze zei tegen mij, ‘Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis’ .” Het kind sprak het woord ‘Ontvangenis’ verkeerd uit en moest worden gecorrigeerd. Van de Grotte ging het kleine meisje direct naar het Presbyterium – nog steeds glimlachend, nog steeds herhalende de woorden die zich al zo snel verspreidden door Lourdes. Ze herhaalde ze nog steeds toen zij in de tuin van het Presbyterium kwam, waar Abbe Peyramale zijn Office bad. Hij vroeg wat ze vandaag wilde, maar het kind hoorde zijn vraag niet. “Wat zeg je daar, jij trots meisje!”

‘Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis’, dat heeft de Dame net tegen mij gezegd!” Hij vroeg of ze wist wat die woorden betekenden. Ze antwoordde dat ze hun betekenis niet kende.”Ik zie je nog steeds bedrogen worden. Hoe kun je dingen zeggen waarvan je de betekenis niet begrijpt?” vragt hij. “Van het begin van de Grotto tot nu toe heb ik die woorden ‘Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis’ herhaald om te voorkomen dat ik ze zou vergeten.” “Goed!” voegde de Priester toe, “ik zal nadenken over wat er moet gebeuren” en hij ging het huis binnen, terwijl het kind en haar tante in de tuin stonden. Later die dag vertelde de Priester aan een buurman hoe hem de woorden van het kind hadden geraakt: “Ik was zo verbaasd dat ik me bijna niet meer op mijn benen kon houden.”

Zevendeentwintigste verschijning van Onze Lieve Vrouwe

Woensdag, 7 april 1858

De Laatste Verschijning van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes in de Grotte van Massabieille

Het aantal mensen dat naar de Grotto afreisde, nam steeds toe, vooral nu de mysterieuze Dame zichzelf eindelijk had geïdentificeerd als de Onbevlekte Ontvangenis. Voordat deze titel was aangekondigd, noemde Bernadette de Vrouw altijd ‘de Dame’ – ook het volk bij de Grotto volgde dit voorbeeld van het kleine meisje. Maar na het Feest van de Aankondiging konden ze de naam van de Dame persoonlijker maken – er bestond nu geen twijfel meer over haar identiteit; zij was Maria, Moeder Gods. En daarna werd zij aangeduid als Onze Lieve Vrouwe van Massabieille of Onze Lieve Vrouwe van de Grotto.

Op Pasen zondag, 4 april 1858, was de parochiekerk in Lourdes gedurende de hele dag vol mensen. En tijdens die dag stroomden er ook veel mensen naar de Grotto toe. Commissaris Jacomet telde “in totaal 3.625 bezoekers aan de Grotto” tussen vijf uur 's ochtends en elf uur 's avonds. De volgende dag telde Jacomet “3.433 vreemdelingen en 2.012 inwoners van Lourdes; in totaal 5.445 bezoekers” bij het rotsblok van Massabieille. Bernadette was echter niet meer teruggekeerd naar de Grotto sinds die dag dat de Dame zichzelf had genoemd. Op dinsdagavond, 6 april, voelde het kind opnieuw binnenin zich de oproep van de Dame uit de niche – zij werd opgeroepen tot een verdere ontmoeting. Het was woensdag in de paasweek. Om zes uur 's ochtends knielde Bernadette weer in gebed voor haar geliefde Grotto, die ze later zou noemen “een klein stukje hemel”. De Dame stond in de niche en bad in het licht van de hemel. Ook deze visie duurde lang, bijna vijfenveertig minuten. Het kind bidde zoals gewoonlijk het rozenkransgebed.

Dr. Dozous was de hele tijd aanwezig tijdens het Verschijning. Hij beschrijft ons de scène zoals hij het zag plaatsvinden – “Bernadette leek nog meer geabsorbeerd dan gewoonlijk in het Verschijnsel waar haar blik op gericht was. Ik getuigde, net als iedereen anders die aanwezig was, van het feit dat ik nu ga vertellen. “Ze knielde en zei met ijverige devotie de gebeden van haar rozenkrans die zij in haar linkerhand hield terwijl er een grote gezegende kaars brandend in haar rechterhand was. Het kind begon net om op gewone wijze te klimmen op haar knieën toen plotseling ze stoptte en, met haar rechterhand bij haar linker hand gevoegd, ging de vlam van de grote kaars tussen de vingers van laatstgenoemde door. Hoewel er een redelijk sterke bries waaide, had de vlam geen effect op de huid die het raakte. “Verbaasd over dit vreemde feit verboden ik iedereen om in te grijpen – en mijn horloge in mijn hand neemend, bestudeerde ik het fenomeen gedurende een kwartier. Aan het einde van deze tijd ging Bernadette, nog steeds in haar extase, naar de bovenste deel van de Grotte, waarbij ze haar handen scheidde. De vlam raakte zo niet meer haar linkerhand.

“Bernadette beëindigde haar gebed en het prachtige schijnsel van de verrijzing verdween uit haar gezicht. Ze stond op en was op punt om de Grotte te verlaten toen ik haar vroeg haar linkerhand aan mij te tonen. Ik onderzochte hem zeer nauwgezet, maar kon geen sporen van branding ergens op vinden. Vervolgens vragde ik de persoon die de kaars vasthield om deze opnieuw aan te steken en me te geven. Ik hield het meerdere keren achter elkaar onder Bernadettes linkerhand, maar ze trok hem snel weg, zeggend ‘Je verbrandt mij!’. Ik noteer dit feit zoals ik het gezien heb zonder te proberen het uit te leggen. Veel mensen die op dat moment aanwezig waren kunnen bevestigen wat ik gezegd heb.” Een buurvrouw genaamd Julie Garros (die later Bernadette in de klooster van Nevers bijstond als Zuster Vincent) getuigde ook hiervan. Zij vertelt – “Terwijl het Verschijning doorging, glijde de kaars geleidelijk af zodat de vlam op de binnenkant van haar hand speelde”.

Bernadettes jongere broer, Jean-Marie, herinnerde zich “dit zeer duidelijk zien terwijl het tussen haar vingers ging”. Een andere buurman die aanwezig was, een jongen genaamd Bernard Joanas, herinnerde dat terwijl dit gebeurde, Dr. Dozous de pols van het kind controleerde maar geen onregelmatigheid kon vinden. En toen iemand op punt stond om de kaars uit haar hand te nemen, werd de vrouw door Dr. Dozous verteld “Laat haar met rust”. “Bernadette maakte intussen geen beweging”, stelde de jongen die later een kapelaan in Lourdes en de Kapelaan van het Hospice van Lourdes dat wordt gerund door de Zusters van Nevers, werd. Andere getuigen vermeldden later ook dat dit fenomeen eerder tijdens de Verschijningen plaatsvond, soms voor het einde van februari. Op die momenten roepen mensen om de kaars uit handen van het kind te nemen omdat ze zou branden, hoewel in werkelijkheid zij niet gebrand was – ondanks de lange tijd waarin haar hand in contact stond met de vlam.

Sint Bernadette Soubirous in 1861

De drie maanden die leidden tot het einde van de Verschijningen

DE DRIE MAANDEN VOORAFGAAND AAN HET EINDE VAN DE VERSCHIJNINGEN. Rond het einde van de Verschijningen hadden de burgerlijke autoriteiten allerlei pogingen gedaan om een eind te maken aan de gebeurtenissen in de Grot van Massabieille. Een aantal artsen en psychiaters was opgeroepen om haar te onderzoeken – het kind onderwierp zich zonder vragen aan elke enkel onderzoek. De artsen concludeerden dat er nog steeds de mogelijkheid bestond dat de visioenen het resultaat waren van “een hersenschade”, maar ze konden niet definitief beslissen of dit zo was. Andere artsen wilden de mogelijkheid niet uitsluiten dat wat er gebeurde, een gevolg was van een bovennatuurlijk verschijnsel. De bisschop van Tarbes, Monseigneur Lawrence, volgde ook de buitengewone gebeurtenissen in Lourdes. Hij had nog geen formele Commissie ingesteld om de vermeende Verschijningen te onderzoeken. Tussen de voorlaatste en laatste Verschijningen was het kind erg ziek – als gevolg van haar astma werd ze naar de mineraalbronnen in Cauterets gestuurd ter herstel (hoewel dit niet geheel effectief was).

De Grot zelf had ook enkele veranderingen ondergaan; arbeiders hadden het pad dat leidde naar de Grot verbreed en hadden de stenen bakken voltooid waarin het water van de bron omgeleid werd en kon verzamelen, zodat pelgrims zich in het water konden baden of het mee konden nemen in flesjes. Bernadette maakte ook haar Eerste Heilige Communie, op het Feest van het Allerheiligste Sacrament – donderdag 3 juni 1858. Op die dag werd ze door Abbe Peyramale ook bekleed met de Bruine Scapulier van Onze Lieve Vrouw van Karmeel – deze scapulier bleef bij haar tot aan haar dood. Later, in het klooster te Nevers, zou ze zelf scapuliërs maken wanneer er behoefte was. Veel van hen zijn nog steeds te zien in het museum daar. Die middag waren Jean Baptiste Estrade en zijn zus opnieuw in gezelschap van het kind. Meneer Estrade vroeg haar – “Vertel me, Bernadette, wat maakte je gelukkiger – Onze Heer ontvangen of praten met de Zalige Maagd?”

Het kind antwoordde zonder aarzeling – “Ik weet het niet. De twee dingen gaan samen en kunnen niet vergeleken worden. Alles wat ik weet, is dat ik in beide gevallen intens gelukkig was”.

Die dag waren er meer dan zeshonderd mensen aanwezig bij de Grot, die hoopten op een hemelse verschijning; ze zouden niet teleurgesteld worden, ondanks het feit dat geen visioen plaatsvond die dag.

Onder de aanwezigen waren er velen die ziek en verlamd waren. Een landarbeider was samen met zijn gezin gekomen, inclusief een zesjarige jongen die leed aan paralyse van het ruggenmerg. Ook Doktor Dozous was weer aanwezig op de plaats – en hij schreef later dat hij erg geïnteresseerd was in het arme gezin met het verlamde kindje. “Sinds je bent gekomen” zei hij tot de vader van het kind, “om bij de Zalige Maagd een genezing te verkrijgen die jullie tevergeefs hebben gevraagd aan de wetenschap, neem je kind, ontkleed hem en plaats hem onder de kraan van de bron”. Dit werd gedaan en het kindje werd enkele minuten lang gedeeltelijk in het koude water gezet. “Het kleine invalid” zette Doktor Dozous voort, “na goed drooggelegd te zijn en zijn kleren weer aangedaan, werd op de grond gelegd. Maar hij stond meteen zelf op en ging – met de grootste gemakken – naar zijn vader en moeder toe, die hem overwelden met krampachtige omhelzingen, tranen van vreugde vergend”.

Maar er waren ook ongelukkige gebeurtenissen. De burgerlijke autoriteiten deden hun best om de Grotte voor het publiek te sluiten en gebruik van water te verbieden totdat deze goed opnieuw was gecontroleerd. Verder – en nog beangstigender – samenzworen ze ertoe om het meisje op haar volgende bezoek aan Massabieille te laten arresteren en in bewaring te nemen. Deze droevige toestand werd alleen gestopt door de tussenkomst van Abbe Peyramale die, hoewel hij twijfelde over de visioenen zelf, geen twijfel had over de onschuldigheid van het visionair meisje. Ze kon misschien in de war zijn, maar ze was zeker geen bedreiging voor de morele orde van Lourdes of Frankrijk! Op dat moment waren er ook een aantal satanische manifestaties bij de Grotte. Sinds aanvang der tijden had God Satan gewaarschuwd dat er altijd vijandigheid zou bestaan tussen hem en de Vrouw. Lourdes zou hier geen uitzondering op zijn.

De satanische manifestatie begon tijdens de vierde Verschijning, toen Bernadette het gedruis van donkere stemmen hoorde die uit de wateren van de rivier opstegen, totdat ze door een blik van de Maagd werd bedwongen.

Nu, tegen het einde van de Visioenen, zou hij zijn aanval opnieuw beginnen. Een jonge dame uit Lourdes genaamd Honorine was er één dag bij de Grotte toen ze stemmen hoorde komen vanuit de lege Grotte – zij zei dat deze stemmen een vreemd effect op haar zintuigen hadden. Dit herhaalde zich de volgende dag, wanneer Honorine opnieuw geluiden hoorde – dit keer wilde dieren in gevecht. Het meisje was verschrikt en keerde niet terug naar Massabieille voor enkele weken. De mensen van Lourdes zeiden dat zij simpelweg hysterisch was. Tegelijkertijd liep een jonge man uit Lourdes één dag langs de Grotte op zijn weg naar het werk voordat de zonsopgang. Hij tekende zich als hij aan de rots voorbijging, ter ere van Zij die daar aanwezig was geweest. Ogenblikkelijk omringden vreemde bolletjes licht hem en hij voelde zich niet in staat te bewegen. Verschrikt maakte hij opnieuw het Teken des Kruises – terwijl hij dit deed, ontplofte elk van de bolletjes licht met een luid knal rondom hem en kon hij de plaats verlaten. Terwijl dit gebeurde, hoorde hij uit binnenin de Grotte waanzinnig gelach en godslasteringen.

Jean Baptiste Estrade getuigde van enkele aanvallen door de vader der leugens. Een dame van de Rue des Bagneres in Lourdes, genaamd Josephine, ervaarde verschijningen in de niche – dit duurde twee dagen. Estrade keek naar wat gebeurde, maar zei dat terwijl Bernadette in extase was, hij zich “verplaatst” voelde – met Josephine voelde hij slechts “verbazing”. En terwijl Bernadette tijdens haar extase “vergoddelijkt” werd, was Josephine simpelweg mooi. Het meisje vertelde Estrade dat ze inderdaad vreemde figuren binnen de niche had gezien, maar dat zij twijfelend over hen was omdat ze erop leken als van een kwade aard, niet hemels. Een dag keerde een jonge jongens genaamd Alex schreeuwend en roepend naar huis terug in Lourdes, maar zo verlamd door angst dat hij zijn arme moeder niet kon vertellen wat er aan de hand was. Na enkele dagen kalmeerde hij voldoende om de oorzaak van zijn terreur te kunnen vertellen – “Toen ik het huis verliet ging ik met sommige andere kinderen wandelen langs Massabieille. Toen ik bij de Grotte aankwam badde ik een momentje. Daarna, terwijl ik op mijn medegezellinnen wachtte, liep ik naar de rots toe. Terugkijkend richting het hol van de rots zag ik iemand mooi vrouwelijk wezen komen in mijn richting. Dit vrouwtje verborgen haar handen en de onderste helft van haar lichaam in een asgrijze wolk, zoals een stormwolk. Zij richtte op mij haar grote zwarte ogen en leek erop uit te zijn om me te grijpen. Ik dacht meteen dat het de duivel was en ik vluchtte”.

Veel andere vergelijkbare gebeurtenissen vonden rond die tijd plaats. Bernadette had ook haar eigen problemen. Er was een constante stroom van bezoekers naar de Cachot, allen op zoek naar een gesprek met het kind en wensend om te horen hoe zij het verhaal vertelde over de Visioenen. Het meisje onderwierp zich aan al deze aandacht zonder aarzeling, vragen of klagen. Zij zag dit als een kans om de verzoeken van de Dame voor boete na te komen, hoewel ze later zei dat hetzelfde verhaal dag in dag uit vertellen vanaf 's ochtends vroeg tot laat op de avond, een grotere boete was dan het astma dat haar zo erg plagde. Het arme meisje was constant uitgeput. Om erger aan toe te voegen, dreigden de autoriteiten opnieuw om het kind gevangen te zetten, bewerend dat zij financiële beloningen ontving voor het vertellen van haar verhaal. Natuurlik was dit onwaar; de familie leefde nog steeds in extreme armoede en had vaak niet genoeg geld om de kinderen te voeden.

Op een gegeven moment werd Pierre – één van Bernadettes jongere broers – aangetroffen terwijl hij kaarsenwas at in de kerk, zo groot was zijn honger. Hij had eerder het geschenk van een klein muntstuk aangenomen voor het tonen aan een rijke stel waar de ziende woonde (hoewel hij vergeten was te vermelden dat zij eigenlijk zijn zus was). Toen Bernadette dit ontdekte, was ze erg ontevreden en nam hem mee naar huis bij het betreffende paar, waar hij gedwongen werd om het muntstuk terug te geven. Bernadette bleef vrij van elke verdenking van financieel – of ander – gewin tot aan haar sterfdag. Uiteindelijk had de Dame gezegd dat haar geluk niet in dit leven lag, maar in het volgende.

Lourdes is de meest beroemde Mariabedevaartsoord ter wereld geworden, met honderdduizenden pelgrims die hier genezing zoeken. Tot nu toe zijn er meer dan 6.000 medisch opvallende genezingen gedocumenteerd, waarvan 2.000 door artsen als onverklaarbaar worden beschouwd en 67 door de Katholieke Kerk na grondig onderzoek als wonderbare genezingen zijn erkend.

Lourdes Basiliek in 1900

Lourdes Basiliek tegenwoordig

In 1879, uitgeput en versleten door haar ziekte, stierf Bernadette aan botten-tuberculose. Vier decennia na Bernadettes overlijden werd haar graf opengemaakt ter gelegenheid van haar zaligverklaring op 14 juni 1925. Haar lichaam werd onvervalt aangetroffen, terwijl haar doek was vergaan en haar kruis was geroest. Vandaag rust het onvervalte lichaam van Bernadette in een kostbaar glasreliekschrijn in de kerk van het Saint-Gildard Klooster in Nevers, Frankrijk.

Sint-Bernadette op haar sterfbed

Het onvervalte lichaam van Sint-Bernadette tegenwoordig